filip de rynck.png
Provider image

Bij elk bezoek aan mijn moeder blijkt ze net terug te zijn van een huwelijksfeest. Altijd hetzelfde feest en altijd van dezelfde familie. Vervolgens vraagt ze hoe ik het met de patatten stel. Haar vader en broer handelden in aardappelen. Mijn moeder is dement en verblijft nu in een woonzorgcentrum.

Bij elk bezoek aan mijn moeder blijkt ze net terug te zijn van een huwelijksfeest. Altijd hetzelfde feest en altijd van dezelfde familie. Vervolgens vraagt ze hoe ik het met de patatten stel. Haar vader en broer handelden in aardappelen. Mijn moeder is dement en verblijft nu in een woonzorgcentrum.

Tot haar 84ste hield ze helemaal zelfstandig een wijnhandel open, dicht bij de markt van Poperinge. Ze deed alles zelf: de bestellingen, de boekhouding, de verkoop aan een trouwe en grote schare klanten, cadeautjes verpakken in de overdrukke nieuwsjaarperiode. De wijnhandel was iconisch. Iedereen kende haar en zij kende iedereen. Ze was een deel van het Poperingse erfgoed. Het roerend erfgoed dan, want ze kon geen minuut stilzitten. Er moest altijd dringend nog iets. Het was haar lang leven, daar in die prachtige winkel, in dat ondertussen veel te grote huis. Alles had zijn plaats, alles had zijn reden, haar reden. In de kelder lagen de bananen braaf rug aan rug. Elk voorwerp in elke kast was geordend, dubbel verpakt, de inhoud met een stift gemarkeerd. Het stof kon hier alleen maar kort van stof zijn. ‘Ik ben snel moe, de winkel lukt niet meer zo goed,’ zei ze eerst nog, berustend. ‘Oud worden,’ zei zij en dachten wij. ‘Nog erger is niet oud worden,’ lachten wij.

‘Er is iets mis in mijn hoofd,’ zei ze steeds vaker. De winkel ging dicht, de uitverkoop was een overrompeling. Tijdens het laatste kerstfeest in het ouderlijke huis zat ze meer dan een half uur aan tafel, dat was weer een slecht voorteken. Het waren de eerste alarmsignalen, dat weten we nu, achteraf. Het was de start van een reeks keuzes, telkens met gevolgen, telkens met twijfels. Op dat eenzame traject heb je niet veel aan beleidsnota’s over ouderenzorg.

De zelfstandige werd afhankelijk. We vervelden van zonen tot mantelzorgers. Thuishulp ’s morgens en ’s avonds: eerst mochten er geen vreemden in huis, dan werd het routine. Na veel aarzelen koos zij, en kozen wij, voor de verkoop van het ouderlijke huis. Het huis waar zij 65 jaar eerder als pas gehuwde jonge vrouw kwam wonen. Toen huilend omdat ze het weidse zicht van haar dorp Abele moest ruilen voor wonen tussen stadsmuren, nu huilend omdat ze dat zo vertrouwde huis moest verlaten, waar elke tegel haar stappen herkende. Moeder als een brokje ellende zien zitten tussen de verhuisdozen. Was dat een goede keuze? Hebben we het daardoor niet nog slechter gemaakt? Tranen en twijfels.

De verhuis naar een mooie flat, honderd meter verder, in haar vertrouwde omgeving, met gezinshulp. De beste keuze, dachten wij, terwijl zij in haar hoofd al veel verder dan honderd meter was verdwaald. ‘Maar wanneer kan ik terug naar huis?’ Sleutels bleken pootjes te hebben, iedereen kon volgens haar in haar nieuwe slaapkamer binnen. Er kwamen angstige telefoons, steeds meer telefoons, om te vragen of het dag of nacht was en dat er weer iemand met haar geld weg was. ‘Alzheimer,’ zei de specialist uiteindelijk en zij gaf onze moeder punten, slechte punten. Hadden we haar die verhuis moeten besparen?

Het medisch advies was dwingend en vernauwde de keuzes: in de Westhoek is dat een keuze tussen dit of een ander woonzorgcentrum, wat ouder of wat nieuwer. Wij kennen dan nog onze weg doorheen wachtlijsten en wij kunnen mensen bellen. En hoe goed en attent de zorg daar nu ook is, toch doet het telkens pijn haar te zien op die paar vierkante meter waarin haar leven nu opgesloten is, in die kamer met dat veel te dominante bed. En dat dagelijkse antidepressivum maakt ons alvast niet vrolijker. Ze verdiende deze aftakeling in haar hoofd niet, ze verdiende het best mogelijke leven na alles wat ze voor ons deed, maar is dit nu het beste dat wij haar kunnen bieden? Konden we wel nog kiezen of kiest het beperkte zorgaanbod voor ons?

Dit nummer van Lokaal beschrijft het leven in het Leuvense Booghuys, waar mensen met dementie in een kleinschalige woongemeenschap leven in een huis dat op hun maat is gemaakt. Ik kan dat artikel niet zonder emotie lezen. Hadden we meer voor mijn moeder moeten doen, hadden we het anders moeten doen? Kon het anders? De discussie over de toekomst van onze ouderenzorg staat door en tijdens corona (weer) helemaal centraal: nood aan meer buurtzorg, kleinschalige zorg, op maat van de ouderen en niet van de instelling. Ik lees dat en ik zie het perspectief op lange termijn. Maar over de veelbelovende letters schuift het beeld van mijn moeder, die wel nu oud is en die nu zorgbehoevend is.

Mijn schoonmoeder stierf nagenoeg in haar eigen tuin. De dood maakt soms genadigere keuzes dan degene die wij tijdens het leven moeten maken. •

 

Filip De Rynck is columnist van Lokaal
Voor Lokaal 04 | 2021