Gedaan met laden. U bevindt zich op: Gebouwen Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) 2021-2030

Gebouwen

De gebouwensector is met een aandeel van 29% (12,6 Mton CO2-eq) de tweede grootste sector wat betreft de Vlaamse ESR-broeikasgasuitstoot.  

De beoogde reductie in de gebouwensector, zowel residentiële als niet-residentiële gebouwen, moet worden behaald via doorgedreven energie-efficiëntie, om vervolgens de resterende warmtevraag van het gebouwenpark verregaand te verduurzamen. 

Energie-efficiëntie gebouwschil

De grootste winst in de gebouwensector kan behaald worden door in te zetten op het energie- efficiënter maken van het gebouwenpark waardoor het energiegebruik daalt. Het grootste deel van het energiegebruik en de CO2-uitstoot in de gebouwsector is namelijk toe te schrijven aan verwarming, en deze verwarming wordt anno 2022 nog grotendeels ingevuld met verwarmingstechnieken op fossiele energiedragers (stookolie en aardgas).

Een eerste stap in het terugdringen van de energievraag van het gebouwenpark, is het opleggen van normeringen rond energie-efficiëntie voor nieuwe gebouwen. Zo moet elke nieuwe woning vanaf 2021 bijna energieneutraal (BEN) gebouwd worden. Ook voor niet-residentiële gebouwen worden BEN-eisen opgelegd (bv. scholen en kantoorgebouwen).

De grootste uitdaging ligt echter in het energie-efficiënt maken van het bestaande gebouwenpark. Het Vlaamse woningenbestand is momenteel nog zeer energie-inefficiënt. Zo voldoet anno 2023 slechts ca. 6% van de woningen aan de langetermijn doelstelling voor woongebouwen in 2050 (EPC-label A), wat impliceert dat de komende 30 jaar jaarlijks meer dan 3% van de woningen energetisch gerenoveerd moeten worden. Ook enkele categorieën van niet-residentiële gebouwen scoren gemiddeld ondermaats op energetisch vlak (bv. horeca, scholen, handel,..).

Om de jaarlijkse renovatiegraad van het Vlaamse gebouwenpark te verhogen, wordt ingezet op een evenwichtige mix van (financiële) stimulansen en normeringen. Wat betreft normeringen wordt voornamelijk ingespeeld op natuurlijke sleutelmomenten, met name momenten waarop eigenaars makkelijker overgaan tot grondige renovatie: verkoop of andere vormen van overdracht. Renovatieverplichtingen of een minimale energieprestatie op deze momenten kunnen het jaarlijke aantal grondige energetische renovaties doen toenemens.

Naast normeringen wordt gepaste financiële ondersteuning voorzien, bijvoorbeeld fiscale stimuli, financiële tegemoetkomingen in de vorm van premies, en (renteloze) energieleningen. Deze stimuli worden bovendien steeds vaker gekoppeld aan de uiteindelijke energiescore van het gebouw na renovatie. Om de schaarse publieke middelen impactvol te besteden, worden deze stimuli gericht ingezet bij doelgroepen die zonder deze middelen de renovaties niet zouden kunnen betalen, door de toegang en hoogte van de steun vaker inkomensafhankelijk te maken.

Wanneer renovatie onvoldoende potentieel biedt en/of te duur zou zijn, wordt ingezet op sloop en hernieuwbouw, waardoor zeer energie-inefficiënte gebouwen vervangen kunnen worden door gebouwen die wel energetisch performant zijn.

Tot slot wordt een gepast begeleidingsaanbod voorzien. Vooral bij de doelgroep van particulieren (residentiële sector) kunnen ontzorgingsinitiatieven (renovatiecoaches, informatiecampagnes, energieloketten) drempels wegnemen.

Verduurzaming verwarmingstechnieken

Aangezien er altijd een restvraag aan energie zal zijn, wordt naast het beperken van het energiegebruik in gebouwen ook ingezet op de verduurzaming van de warmtevraag. Deze warmtevraag wordt anno 2023 nog grotendeels ingevuld met verwarmingstechnieken op fossiele energiedragers (stookolie en aardgas). Steeds meer wordt ingezet op warmtenetten voor de verwarming van gebouwen, gevoed door restwarmte of groene warmte die centraal wordt geproduceerd. Hier ligt een belangrijke rol voor de overheid wat betreft het faciliteren van initiatieven, het wegwerken van regelgevende drempels en financiering.

Daarnaast wordt ingezet op zonnewarmte en elektrificatie (voornamelijk via warmtepompen). Aangezien de productie van elektriciteit ook zal evolueren naar een hoger aandeel van variabele energiebronnen zullen vraagsturing, opslag en efficiënte benutting van de elektriciteit een belangrijke rol spelen.

Ter ondersteuning van de shift naar deze duurzame verwarmingstechnieken, worden premies en subsidies voorzien (bv. premie voor warmtepompen, call groene warmte, etc.), en zoveel mogelijk beleidskosten uit de elektriciteitsfactuur gehaald, zodat elektriciteit voordeliger wordt in vergelijking met fossiele brandstoffen. Verder wordt ook de noodzaak voor een taks shift tussen energievectoren, met name het verlichten van de elektriciteitsfactuur door kosten door te schuiven naar fossiele energiedragers, principieel erkend door de Vlaamse Regering. De eerste stappen hiertoe zijn al ondernomen. Er wordt onderzocht op welke manier een federale taks shift hier aan kan bijdragen (inclusief het juridisch mogelijk maken dat de gewesten een taks shift kunnen doorvoeren).

Tot slot wordt zowel in de residentiële als niet-residentiële sector een normerend kader aangescherpt om verwarmingstechnieken op fossiele energiedragers (aardgas, stookolie) geleidelijk uit te faseren. Door de recente beslissing om vanaf 2025 aardgasaansluitingen in nieuwbouwwoningen in Vlaanderen te verbieden, zullen vanaf 2025 alle nieuwbouwwoningen in Vlaanderen de facto verplicht onafhankelijk gemaakt van fossiele brandstoffen.

Monitoring

Naast de evolutie van de vooropgestelde reductie van broeikasgassen, zullen in het jaarlijks voortgangsrapport van het VEKP ook volgende indicatoren gemonitord worden voor de gebouwensector:

#IndicatorStreefcijfer
1.% woningen met EPC-label A & B en % niet-residentiële gebouwen met A & B label 51,8 % voor residentiële woningen in 2030

2.

Aantal woningen en niet-residentiële gebouwen met fossielvrije verwarming n.v.t.
3.Aantal geïnstalleerde lucht/water- en bodem/water-warmtepompen per jaar 42.750
4.Aantal uitgekeerde categorieën in Mijn Verbouwpremies (MVP), luik energie 100.000 per jaar
5.Aantal toegekende Mijn VerbouwLeningen (MVL) 12.000 per jaar in periode 2024 - 2026
6.Aantal uitgevoerde Mijn VerbouwBegeleidingen (MVB)

3.150 in 2024

4.950 in 2025 en in 2026