Uitspraak 202306029/1/A2


Volledige tekst

202306029/1/A2.
Datum uitspraak: 24 januari 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,

en

het college van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden (hierna: het CBE).

Procesverloop

Bij e-mailbericht van 22 maart 2023 heeft [appellant] verzocht hem toe te staan gebruik te maken van een laptop bij tentamens of, indien dit niet mogelijk zou zijn, hem bij het maken van tentamens extra tijd toe te kennen.

Bij beslissing van 29 maart 2023 heeft de examencommissie van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden (hierna: de examencommissie) beslist op het verzoek van [appellant] om gebruik van een laptop bij tentamens en dit afgewezen.

Bij beslissing van 7 augustus 2023 heeft het CBE het door [appellant] tegen afwijzing van het verzoek ingestelde administratieve beroep ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en het CBE hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 4 december 2023, waar [appellant] en het CBE, vertegenwoordigd door mr. J. Robbe en mr. F.M.Y. Coladarci, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] heeft verzocht om bij tentamens gebruik te mogen maken van een laptop en, indien dat niet mogelijk is, toekenning van meer tijd voor de tentamens. Naar hij zelf in die verzoeken stelt heeft [appellant] geen medische beperking, maar een zeer onduidelijk handschrift. Hij heeft dit ook bij toetsen te horen gekregen. Pogingen om netter te schrijven leveren extra stress op en hij komt erdoor in tijdnood. Ook heeft hij het idee dat hij minder punten krijgt toegekend omdat onderdelen van zijn antwoord onleesbaar zijn. [appellant] heeft er verder op gewezen dat de studentendecaan zijn verzoek ondersteunt.

2.       Het CBE heeft het administratief beroep tegen de afwijzing van het verzoek met betrekking tot het gebruik van de laptop ongegrond verklaard. Op het verzoek om toekenning van extra tijd bij tentamens heeft het niet beslist omdat [appellant] dit verzoek volgens het CBE pas in de administratief beroepsfase heeft ingediend. Het CBE heeft geoordeeld dat de examencommissie het verzoek om gebruik te mogen maken van een laptop terecht en op juiste gronden heeft afgewezen. De examencommissie heeft aan die afwijzing ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van een functiebeperking, dat het handschrift van [appellant] niet onleesbaarder is dan dat van de gemiddelde student en dat er daarom geen sprake is van een bijzondere omstandigheid. Verder wijst de examencommissie op het gevaar van precedentwerking en dat er niet voldoende laptops beschikbaar zijn om iedereen in de gelegenheid te stellen tentamens daarop te maken. Verder heeft het CBE geoordeeld dat de studentendecaan in dit geval geen advies heeft uitgebracht waaraan de examencommissie gebonden is maar slechts heeft verzocht om "waar wenselijk, mogelijk en redelijk in overweging te nemen betrokkene in staat te stellen de tentamens af te leggen door middel van een laptop". Ten slotte is het college er niet van overtuigd dat [appellant] door zijn slechte handschrift minder punten heeft toegekend gekregen. Hij heeft ook vaak geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid van inzage of nabespreking.

Beroep

3.       In beroep heeft [appellant] aangevoerd dat de beslissing van het CBE niet op tijd aan hem bekend is gemaakt. Verder is hij van mening dat de beslissing onevenredig is omdat onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen. Hij is afkomstig uit een niet-academisch milieu en een minder welgesteld gezin. Uit noodzaak heeft hij zich daarom voorgenomen de studie in twee jaar af te ronden. Zijn geval onderscheidt zich daarmee voldoende van andere waardoor er dus wel sprake is van een bijzonder geval. Ook wijst hij er op dat op andere faculteiten, bijvoorbeeld bij de Faculteit der Sociale Wetenschappen tentamens steeds op de laptop kunnen worden gemaakt en dat hij dus de dupe is van een gebrek aan voorzieningen op de faculteit Rechtsgeleerdheid.

4.       In de aanvullende gronden heeft [appellant] er op gewezen dat studenten op de Faculteit der Sociale Wetenschappen daarmee een voordeel genieten en dat er daarom mogelijk sprake is van discriminatie. Verder wijst hij er op dat het protocol studeren met een functiebeperking niet is gevolgd. Volgens dat protocol mag de examencommissie pas een beslissing nemen op het verzoek om toekenning van voorzieningen na advisering door FENESTRA. Van inwinning van zo’n advies blijkt niets. Dat [appellant] geen functiebeperking heeft is daarbij volgens hem niet van belang. Daarnaast wijst [appellant] op het ontbreken van financiële middelen waardoor hij genoodzaakt is versneld te studeren. Pas sinds kort beschikt hij over stukken waaruit blijkt dat het inkomen van zijn vader bij beoordeling van de aanspraak op een aanvullende beurs buiten beschouwing moet blijven. In dat verband doet hij alsnog een beroep op de hardheidsclausule.

Oordeel Afdeling

5.       Ingevolge art. 7.61, vierde lid van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek beslist het college van beroep binnen tien weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van een beroepschrift is verstreken.

5.1.    Gelet op de datum van de beslissing van de examencommissie en de geldende beroepstermijn wijst [appellant] er terecht op dat het college van beroep niet tijdig heeft beslist. Deze termijn is geen fatale termijn, maar een termijn van orde (zie bijvoorbeeld de uitspraken van het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs van 9 juni 2011 in zaaknummer 2010/032 en van 28 juli 2014 in zaaknummer 2014/032). Aan het overschrijden daarvan zijn dan ook geen rechtsgevolgen verbonden in die zin dat de beslissing daardoor onrechtmatig of niet rechtsgeldig zou zijn. Overschrijding van de beslistermijn levert daarom geen grond op voor vernietiging van de beslissing.

Het betoog faalt.

6.       Ingevolge artikel 6.6 van de Onderwijs- en Examenregeling (hierna: OER) wordt aan studenten met een handicap of met een chronische ziekte de gelegenheid geboden hun studie, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, aan de beperkingen die de handicap of chronische ziekte met zich meebrengt aan te passen. Deze aanpassingen worden zoveel mogelijk op de individuele functiebeperking van de student afgestemd, maar mogen de kwaliteit of moeilijkheidsgraad van een vak of het examenprogramma niet wijzigen.

Ingevolge het protocol studeren met een functiebeperking aan de universiteit Leiden is er sprake van een functiebeperking bij het aanwezig zijn van één of meer zichtbare of onzichtbare functiebeperkingen vanwege een langdurige of blijvende, lichamelijke of psychische aandoening.

6.1.    [appellant] heeft in zijn verzoek van 22 maart 2023 om bij tentamens gebruik te mogen maken van een laptop uitdrukkelijk te kennen gegeven geen medische functiebeperking te hebben. Dat dat ondanks die uitdrukkelijke mededeling anders zou zijn is nadien in deze procedure niet gebleken. Zo blijkt uit het schrijven van de studentendecaan van 22 maart 2023 niet dat deze een medische beperking aanwezig acht. Het CBE heeft er daarom terecht van afgezien [appellant] op grond van artikel 6.6 van de OER in aanmerking te brengen voor de door hem gevraagde voorziening. Om dezelfde reden behoefde de examencommissie het FENESTRA Disability Centre, dat is belast met de coördinatie van studeren met een functiebeperking, niet bij de besluitvorming te betrekken.

Het betoog faalt.

7.       Ingevolge artikel 4.1.4 van de Regels en richtlijnen tentamens en examens van de examencommissie (hierna: RRvE) van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid kan de examencommissie op verzoek van een student toestaan dat deze een tentamen op een andere wijze aflegt dan in de Studiegids is bepaald. In de in artikel 9.1.1 RRvE opgenomen hardheidsclausule is bepaald dat de examencommissie anders kan besluiten indien in bijzondere gevallen onverkorte toepassing van hetgeen is bepaald in de RRvE tot evidente onbillijkheid leidt.

7.1.    Het CBE heeft zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat de door [appellant] naar voren gebrachte omstandigheden geen bijzondere omstandigheden in de zin van de hiervoor genoemde bepaling zijn die moeten leiden tot toestemming om tentamens op een andere wijze, namelijk met behulp van een laptop, af te leggen. [appellant] heeft erop gewezen dat hij uit een niet academisch migrantenmilieu afkomstig is, dat hij bij zijn studie weinig steun ondervindt van zijn omgeving en dat hij mede door het ontbreken van financiële ondersteuning de ambitie heeft zijn studie versneld af te ronden. Het valt ook naar het oordeel van de Afdeling niet goed in te zien hoe deze omstandigheden samenhangen met zijn gestelde slechte handschrift. Bovendien heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van dat slechte handschrift mindere of onvoldoende tentamenresultaten heeft gehaald. De examencommissie heeft vastgesteld dat op het tentamen Inleiding Recht geen opmerkingen zijn gemaakt waaruit blijkt dat antwoorden voor de correctoren onleesbaar waren. [appellant] heeft ook geen voorbeelden naar voren gebracht van andere tentamens waarbij dat wel het geval is geweest. Dat [appellant] door zijn handschrift wordt belemmerd om snel en succesvol te studeren is daarmee niet aannemelijk. Het advies van de studentendecaan biedt ook geen steun voor die conclusie. De stelling van [appellant] dat hij bij het maken van tentamens telkens spanning ondervindt omdat hij bang is dat zijn antwoorden niet goed leesbaar zijn levert gelet op zijn uiteindelijke studieresultaten geen grond op voor een ander oordeel. Het CBE heeft voorts toegelicht dat tentamens in verband met fraudegevaar niet op de eigen laptop van de student gemaakt kunnen worden. De faculteit beschikt inmiddels over 900 chromebooks voor het maken van tentamens en dat is gelet op het aantal studenten niet voldoende om tentamens in alle vakken met behulp van een laptop te laten maken. Anders dan de Faculteit der Sociale Wetenschappen kan de Rechtenfaculteit daarom ook niet voor alle tentamens een laptop ter beschikking stellen, zodat alleen in dat opzicht al geen sprake is van gelijke gevallen. Het CBE vreest voor precedentwerking als hij aan [appellant] steeds het gebruik van een laptop zou moeten toestaan. Gelet op al het vorenstaande is er ten slotte geen sprake van een evidente onbillijkheid zodat de examencommissie alleen al daarom geen aanleiding behoefde te zien voor toepassing van de hardheidsclausule.

Het betoog faalt.

Slotsom

8.       Het beroep is ongegrond.

9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.S. de Jong, griffier.

w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. De Jong
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024

1014