30 APRIL 2020. - Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie en het notariaat in het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan
allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft
aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling Artikel
1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2.
- Verlenging van de termijnen in het kader van de gerechtelijke verkopen en vrijwillige verkopen onder
gerechtelijke vorm Art. 2. De termijn van zes maanden bedoeld in artikel 1587, eerste lid, van
het Gerechtelijk Wetboek van toepassing op de verkoop in het kader van een beslag of een collectieve
schuldenregeling, die verstrijkt tussen 18 maart 2020 en 3 juni 2020 wordt van rechtswege verlengd met
zes maanden. Art. 3. Indien de rechter, in het kader van de gerechtelijke verkopen en vrijwillige
verkopen onder gerechtelijke vorm van onroerende goederen die niet vallen onder het toepassingsgebied
van artikel 2 een termijn bepaald heeft waarbinnen deze verkoop dient plaats te vinden en die verstrijkt
tussen 18 maart 2020 en 3 juni 2020, wordt deze van rechtswege verlengd met zes maanden. HOOFDSTUK
3. - Eedaflegging bij schriftelijke verklaring Art. 4. § 1. Voor de eedafleggingen
die overeenkomstig artikel 289 van het Gerechtelijk Wetboek bij de in artikel 288 bedoelde installatie
moeten worden afgelegd, en die niet overeenkomstig artikel 291 van het Gerechtelijk Wetboek op schriftelijke
wijze kunnen geschieden, kan de eedaflegging schriftelijk gebeuren. Deze eedafleggingen worden
gedateerd, ondertekend en, al naargelang het geval, meegedeeld aan de eerste voorzitter van het Hof van
Cassatie, het hof van beroep of het arbeidshof of aan de voorzitter van het College van procureurs-generaal. §
2. De eedafleggingen bedoeld in de artikelen 291bis, 429, 517, 555/14 en 555/15 van het Gerechtelijk
Wetboek en in artikel 47 van de wet van 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt kunnen schriftelijk
gebeuren. Ze worden gedateerd, ondertekend, en schriftelijk meegedeeld aan de instantie bedoeld
in de in het eerste lid opgesomde artikelen. Art. 5. De bepalingen bedoeld in dit hoofdstuk
zijn van toepassing tot 3 juni 2020. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in
de Ministerraad, de in het eerste lid bedoelde datum aanpassen. HOOFDSTUK 4. - Authentieke volmachten
in gedematerialiseerde vorm en aanhechting van elektronische onderhandse volmachten Art. 6.
In de wet van 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt wordt een artikel 18quinquies ingevoegd,
luidende : "Art. 18quinquies. § 1. In afwijking van de artikelen 9, § 3, 13
en 20 kunnen de volmachten, met inbegrip van de zorgvolmachten bedoeld in artikel 490 van het Burgerlijk
Wetboek, die krachtens de wet in authentieke vorm moeten worden verleden, elektronisch op afstand worden
verleden overeenkomstig de hierna volgende bepalingen. § 2. De volgende bepalingen zijn
van toepassing op deze authentieke volmachten in gedematerialiseerde vorm : 1° de partijen verschijnen
voor de notaris via een videoconferentie, waarbij de voorschriften van artikel 1, derde lid, en van deze
afdeling worden nageleefd, behoudens hetgeen in paragraaf 1 wordt vermeld; 2° de partijen identificeren
zich en ondertekenen de akte elektronisch aan de hand van een elektronische identiteitskaart als bedoeld
in artikel 6 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de
vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, of van een digitale itsme ID; het gebruik van het rijksregisternummer
is daarbij toegestaan. De Koning kan, op advies van de Koninklijke Federatie van het Belgisch notariaat,
een of meer alternatieve middelen erkennen die een gelijkwaardig niveau van identificatie en authenticatie
mogelijk maken en die beantwoorden aan de vereisten voorgeschreven door de artikelen 3, punten 11 en
12, en 26 van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende
elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt
en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG; 3° de notaris ondertekent de in gedematerialiseerde
vorm verleden akte aan de hand van een elektronische identiteitskaart als bedoeld in artikel 6 van de
wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten
en de verblijfsdocumenten; 4° op de minuut van deze in gedematerialiseerde vorm verleden akte
zijn de voorschriften van de artikelen 18 en 18ter en van het in uitvoering van deze bepalingen genomen
koninklijk besluit van 18 maart 2020 houdende de invoering van de Notariėle Aktebank naar analogie van
toepassing; 5° de notaris is niet verplicht om de minuut te bewaren van deze in gedematerialiseerde
vorm verleden akte nadat hij de bevestiging ontvangen heeft van de deponering van de akte in de Notariėle
Aktebank; de Notariėle Aktebank geldt als authentieke bron voor de in gedematerialiseerde vorm verleden
akten die erin opgenomen zijn; 6° voor de toepassing van deze bepalingen is het van geen belang
indien sommige of alle betrokken partijen bij de akte zich fysiek bevinden buiten het ambtsgebied van
de notaris; 7° de volmacht kan een medewerker van het notariskantoor dat zal worden gelast
met het verlijden van de akte waarvoor de volmacht is bestemd, aanwijzen als lasthebber. §
3. De volmachten die krachtens de wet onderhands mogen worden opgesteld en die bestemd zijn om te worden
aangewend voor de vertegenwoordiging bij een authentieke akte mogen in elektronische vorm worden aangeleverd
mits zij elektronisch ondertekend zijn overeenkomstig de geldende voorschriften terzake. Met
het oog op de aanhechting van deze volmachten aan de authentieke akte overeenkomstig artikel 12, derde
lid, zal door de notaris een eensluidend verklaard afschrift van deze elektronisch ondertekende volmacht
worden opgemaakt op papier overeenkomstig artikel 1, vierde lid.". Art. 7. Op de notariėle volmachten
die worden verleden van 13 maart 2020 tot 30 juni 2020 en die enkel uitwerking hebben van 13 maart 2020
tot 30 juni 2020, worden geen erelonen, vacaties of kosten aangerekend. De Koning kan, bij een
besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in het eerste lid bedoelde einddata aanpassen teneinde
rekening te houden met de duurtijd van de maatregelen genomen met het oog op de strijd tegen de COVID-19
pandemie. HOOFDSTUK 5 Videoconferentie voor organen van het notariaat Art. 8. De wet
van 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt wordt aangevuld met een artikel 121, luidende : "Art.
121. Alle beslissingen van een wettelijk of reglementair orgaan van het notariaat kunnen schriftelijk
worden genomen of via elk ander communicatiemiddel bedoeld in artikel 2281 van het Burgerlijk Wetboek. Alle
vergaderingen van een wettelijk of reglementair orgaan van het notariaat kunnen worden gehouden door
middel van elk telecommunicatiemiddel dat een gezamenlijke beraadslaging toelaat, zoals telefonische
of videoconferenties. Er wordt afgeweken van de regels over de plaats van de vergaderingen van de organen. Oproepingen,
verzendingen en raadplegingen van verslagen en documenten op elektronische wijze zijn toegestaan.". Art.
9. De wettelijke termijnen voor vergaderingen bedoeld in de wet van 16 maart 1803 tot regeling van het
notarisambt die verstrijken tussen 18 maart 2020 en drie maanden volgend op de bekendmaking van deze
wet, die niet hebben plaatsgevonden, worden verlengd met drie maanden. HOOFDSTUK 6. - Aanpassingen
aangaande het authentiek testament Art. 10. In artikel 9, § 2, eerste lid, van de wet
van 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt, vervangen bij de wet van 4 mei 1999 en gewijzigd
bij de wet van 6 juli 2017, worden de woorden ", 1° en 2° " tijdelijk opgeheven. Art. 11. Artikel
10, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 4 mei 1999, wordt tijdelijk gelezen als volgt
: "De notaris die alleen een akte verlijdt, moet worden bijgestaan door twee getuigen wanneer
één van de partijen niet in staat is te ondertekenen of niet kan ondertekenen, blind of doofstom is.". Art.
12. Artikel 971 van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 16 december 1922, wordt tijdelijk
gelezen als volgt : "Art. 971. Een testament bij openbare akte is het testament dat verleden
wordt voor een notaris.". Art. 13. Artikel 972 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten
van 16 december 1922, 6 mei 2009 en 29 december 2010, wordt tijdelijk gelezen als volgt : "Art.
972. Wanneer het testament wordt verleden voor een notaris wordt het, zoals het hem door de erflater
werd gedicteerd, op papier opgemaakt overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 maart 1803 tot regeling
van het notarisambt. Het testament moet aan de erflater worden voorgelezen. Van een
en ander wordt uitdrukkelijk melding gemaakt.". Art. 14. De bepalingen bedoeld in dit hoofdstuk
zijn van toepassing tot 3 juni 2020. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in
de Ministerraad, de in het eerste lid bedoelde datum aanpassen teneinde rekening te houden met de duurtijd
van de maatregelen genomen met het oog op de strijd tegen de COVID-19 pandemie. HOOFDSTUK 7.
- Vrijwaring van lopende procedures voor de benoemings- en aanwijzingscommissies van de Hoge Raad voor
de Justitie Art. 15. In afwijking van de artikelen 259ter, § 4, vierde en vijfde lid,
en 259quater, § 3, tweede lid, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek verlopen de procedures voor
de benoemings- en aanwijzingscommissies bedoeld in artikelen 259ter en 259quater van het Gerechtelijk
Wetboek in de periode van 18 maart 2020 tot 3 juni 2020 schriftelijk. Als een kandidaat vraagt om gehoord
te worden, beslist de benoemingscommissie. Indien de commissie hetzij ambtshalve, hetzij op vraag van
de kandidaat, beslist de kandidaten te horen, doet ze dit met respect voor de regels inzake social distancing
om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, of via videoconferentie. De Koning
kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in het eerste lid bedoelde datum aanpassen. HOOFDSTUK
8. - Opheffingsbepaling Art. 16. Artikel 18quinquies van de wet van 16 maart 1803 tot regeling
van het notarisambt, ingevoegd bij artikel 6, wordt opgeheven op de dag van inwerkingtreding bedoeld
in artikel 26, 2°, van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen. HOOFDSTUK 9. - Inwerkingtreding Art.
17. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Artikel
7 heeft uitwerking met ingang van 13 maart 2020. De artikelen 2, 3, 9 en 15 hebben uitwerking
met ingang van 18 maart 2020. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s lands zegel zal worden
bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Gegeven te Brussel, 30 april
2020. FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, K. GEENS Met
's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1)
Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken. - 55K1145 Integraal
Verslag : 23 april 2020