26 OKTOBER 2020. - Besluit van de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot bepaling van bijkomende maatregelen naast degene die bepaald zijn door de minister van Binnenlandse Zaken om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken
De Minister-President van de Brusselse
Hoofdstedelijke Regering, Gelet op artikel 166, § 2 van de Grondwet; Gelet op
artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, zoals
gewijzigd bij de wet van 6 januari 2014; Gelet op artikel 11 van de wet van 5 augustus 1992
op het politieambt, zoals vervangen door de wet van 7 december 1998; Gelet op artikel 128 van
de provinciewet; Gelet op het ministerieel besluit van 13 maart 2020 houdende de afkondiging
van de federale fase betreffende de coördinatie en het beheer van de crisis coronavirus COVID-19; Gelet
op het ministerieel besluit van 18 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van
het coronavirus COVID-19 te beperken, zoals gewijzigd door het ministerieel besluit van 23 oktober 2020,
en meer bepaald op artikel 30, § 1, tweede lid waarin bepaald is dat "wanneer de burgemeester
of de gouverneur door het gezondheidsorganisme van de betrokken gefedereerde entiteit wordt ingelicht
over een plaatselijke toename van de epidemie op diens grondgebied, of wanneer hij dit vaststelt, hij
bijkomende maatregelen moet nemen vereist door de situatie"; Gelet op ons besluit aangenomen
op 7 oktober 2020 houdende sluiting van de bars en tot vaststelling van noodmaatregelen om de verspreiding
van het coronavirus COVID-19 te beperken, zoals gewijzigd door het besluit van 12 oktober 2020; Gelet
op het voorzorgsbeginsel in het kader van het beheer van een internationale gezondheidscrisis; Gelet
op het advies 2.3 (82) van Celeval dat de zes gulden regels omschrijft die moeten worden toegepast in
de verschillende stadia van de COVID-19 pandemie; Gelet op de maatregelen waartoe is beslist
tijdens de Overlegcomités die plaatsvonden op 6, 16 en 23 oktober 2020; Gelet op de nota van
de gezondheidsexperts die op 23 oktober 2020 gericht is aan het Overlegcomité, en op de nota die op 24
oktober 2020 door de gezondheidsexperts van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie is opgemaakt
ter attentie van de provinciale crisiscel; Gelet op de vergadering van de provinciale Crisiscel
uitgebreid met de Burgemeesters en de diensten van het Verenigd College, die op 24 oktober 2020 plaatsvond; Gelet
op de contacten met het kabinet van de minister van Binnenlandse Zaken; Gelet op de dringendheid
en het gezondheidsrisico dat de ontwikkeling en de verspreiding van het coronavirus COVID-19 voor de
bevolking op het grondgebied van het Brussels Gewest met zich meebrengen; Overwegende dat het
coronavirus COVID-19 een infectieziekte is die meestal de longen en luchtwegen aantast; Overwegende
dat de WGO heeft bevestigd dat het coronavirus COVID-19 zich via de lucht lijkt over te dragen van mens
op mens; dat de overdracht van de ziekte lijkt te gebeuren via alle mogelijke emissies en voornamelijk
via de mond en de neus; dat het ook overgedragen lijkt te kunnen worden door een besmet oppervlak aan
te raken; Overwegende de verspreiding van het coronavirus COVID-19 op Europees grondgebied,
en in België; dat na de afname van het aantal besmettingen die zich in mei inzette, het totale aantal
besmettingen in het hele land sinds een aantal weken opnieuw stijgt; Overwegende dat het dagelijks
gemiddelde van nieuwe besmettingen met het coronavirus COVID-19 in België over de laatste zeven dagen
is gestegen tot 10.675 bevestigde positieve gevallen op 23 oktober 2020; Overwegende dat volgens
het advies 2.3. van Celeval (82) de rode fase bereikt wordt vanaf meer dan 14 nieuwe ziekenhuisopnames
per 100.000 inwoners per week OF meer dan 400 gevallen op twee weken tijd per 100.000 inwoners EN een
positiviteitsratio van meer dan 6 %; Dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heden een incidentie
kent van 1581 besmettingen per 100.000 inwoners op twee weken tijd, dat de prognose op 15 dagen uitkomt
op cijfers van ruimschoots meer dan 1800 besmettingen per 100.000 inwoners; Dat de positiviteitsratio,
d.i. het percentage positieve testen van alle uitgevoerde testen, momenteel bijna 25 % bedraagt; Overwegende
dat de hospitalisaties blijven stijgen en dat er op 22 oktober 2020 in het Brussels Gewest 729 bevestigde
Covid-patiënten en 89 vermoedelijke Covid-patiënten waren opgenomen en dat de ziekenhuizen onder grote
druk staan; Dat we, volgens de schattingen van de gezondheidsexperts die de overheden adviseren,
in Brussel binnen ongeveer een week op het hoogste niveau van de eerste golf zullen zitten (namelijk
ongeveer 52 nieuwe ziekenhuisopnames per 100.000 inwoners per week, ofwel 612 nieuwe ziekenhuisopnames
per week); Dat de prognoses op 14 dagen gewagen van 78 nieuwe ziekenhuisopnames per dag, ofwel
940 nieuwe ziekenhuisopnames per week voor Brussel, dus bijna 50% meer dan op de piek van de eerste golf; Dat
die cijfers aantonen dat het ziekenhuisnet nagenoeg verzadigd is; dat de exponentiële besmettingscurve
van de voorbije dagen erop wijst dat het verzadigingspunt van de ziekenhuizen binnenkort bereikt zal
zijn, waardoor niet-levensnoodzakelijke verzorging zal moeten worden uitgesteld; Overwegende
dat volgens de gezondheidsexperts die zowel het Overlegcomité als de provinciale crisiscel hebben geadviseerd,
de meest essentiële maatregel om deze epidemie op korte termijn in te dijken erin bestaat het aantal
interpersoonlijke contacten waarbij het virus kan worden overgedragen, aanzienlijk te beperken; Dat
hoewel de contacten (door de invoering van de mondmaskers, het afstand houden, de handhygiëne, ...) de
voorbije maanden veiliger zijn geworden, deze methodes niet volledig afdoende zijn om overdracht te voorkomen,
waardoor er in deze crisisperiode voor gekozen moet worden om de contacten tussen mensen daadwerkelijk
te beperken; Overwegende dat de huidige epidemiologische toestand ernstig is en ertoe noopt
de sociale contacten drastisch te beperken; Overwegende dat de genomen maatregelen er in de
eerste plaats op gericht zijn de exponentieel stijgende curve van het aantal besmettingen af te vlakken
en te vermijden dat de Brusselse intensieve zorgen volledig verzadigd raken; Dat het Gewest,
naast het nastreven van die hoofddoelstelling, de scholen van het verplicht basisonderwijs zoveel mogelijk
wil open houden; Dat het Gewest tot slot ook de impact voor de gewestelijke economie wil beperken
door te vermijden om te belanden in een situatie waarbij de gehele economische bedrijvigheid op het grondgebied
van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest volledig wordt stilgelegd; Dat het de bedoeling is om
met de op basis van dit besluit genomen maatregelen die verschillende doelstellingen te bereiken; Overwegende
dat de bijzonder kritieke situatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vereist om bijkomende maatregelen
te nemen naast degene die al bepaald zijn door de minister van Binnenlandse Zaken, welke niet volstaan
om de exponentiële curve van de voorziene besmettingsgevallen op het Brusselse grondgebied te beperken; Overwegende
dat in artikel 30, § 1, tweede lid van het ministerieel besluit van 18 oktober 2020 houdende dringende
maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, zoals gewijzigd door het ministerieel
besluit van 23 oktober 2020 bepaald is dat "wanneer de burgemeester of de gouverneur door het gezondheidsorganisme
van de betrokken gefedereerde entiteit wordt ingelicht over een plaatselijke toename van de epidemie
op diens grondgebied, of wanneer hij dit vaststelt, hij bijkomende maatregelen moet nemen vereist door
de situatie"; Dat de lokale overheden bijgevolg de mogelijkheid behouden om, naast de maatregelen
die al door de federale overheid zijn uitgevaardigd, omwille van de bijzondere gezondheidssituatie op
hun grondgebied bijkomende maatregelen goed te keuren; Overwegende dat sportactiviteiten aanleiding
geven tot samenkomsten, verplaatsingen, nauw contact en mogelijk besmettelijke emissies van sputum; dat
dit ook geldt voor activiteiten van culturele, feestelijke, folkloristische of recreatieve aard; Dat
de protocollen die bepaalde sectoren in de epidemiefase die voorafging aan de huidige heropflakkering
hebben aangenomen, in het licht van de huidige situatie niet meer volstaan; dat die protocollen werden
uitgewerkt in de versoepelingsfase die vanaf midden mei inging; dat hoewel zij op grond van de nieuwe
maatregelen van de minister van Binnenlandse Zaken van 18 en 23 oktober jongstleden werden herzien, zij
nog teveel interpersoonlijke contacten toelaten, ook al leveren de verschillende sectoren inspanningen
om ze te beperken; Dat de structuren waar die activiteiten plaatsvinden, bijgevolg gesloten
dienen te worden om aldus de interpersoonlijke contacten te beperken; Dat ofschoon die plaatsen
gesloten worden voor het publiek, zij wel toegankelijk blijven voor de werknemers in het kader van hun
beroepsactiviteit, mits de regels in verband met telewerk worden toegepast; dat het bijvoorbeeld voor
acteurs of muzikanten mogelijk blijft om in de voor het publiek gesloten structuren te repeteren; dat
hetzelfde geldt voor het personeel dat instaat voor het onderhoud of het beheer van de gebouwen en voor
iedere persoon die zich om beroepsredenen toegang moet verschaffen tot het gebouw; Overwegende
dat in de zin van dit politiebesluit zwembaden, sporthallen, schaatsbanen, atletiekpistes, enz. beschouwd
moeten worden als sportzalen en sportinfrastructuur; Dat die structuren, hoewel ze gesloten
worden voor het publiek, in een beperkt aantal gevallen toegankelijk blijven voor sportbeoefening; Dat
dit geldt voor sporttrainingen, sportactiviteiten van scholen en kampen en stages voor kinderen tot en
met 12 jaar, omdat zij beperkte overdragers van het virus blijken te zijn en het voor hun lichamelijk
en geestelijk welzijn noodzakelijk is om een fysieke activiteit te kunnen beoefenen; dat het in dat opzicht
met het oog op het welzijn van de burgers en in het bijzonder dat van de kinderen eveneens noodzakelijk
is om parken en speelpleinen voor kinderen - zowel binnen- als buitenspeelpleinen, maar enkel voor kinderen
tot en met 12 jaar - toegankelijk te houden, waarbij de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen blijven gelden; Dat
tijdens de schoolvakanties daarenboven kinderopvang geboden moet kunnen worden aan de ouders die een
beroepsactiviteit uitoefenen; dat tevens een ontspanningsaanbod voor jonge kinderen tijdens de schoolvakanties
behouden dient te worden in het belang van hun lichamelijk en geestelijk welzijn; dat die kampen en stages
georganiseerd moeten worden met respect voor de protocollen die door de bevoegde overheid zijn uitgevaardigd; Dat
het verder voor beroepssporters noodzakelijk is om de opgebouwde ervaring die voor hen overeenstemt met
een beroepsactiviteit, niet te verliezen; dat het in dat opzicht dus belangrijk is dat zij toegang tot
die structuren kunnen blijven hebben; Dat vanuit dezelfde optiek de sportinfrastructuur toegankelijk
blijft voor professionele sportwedstrijden, die enkel achter gesloten deuren mogen plaatsvinden; Overwegende
dat alle amateursportwedstrijden opgeschort dienen te worden om samenkomsten te vermijden en te voorkomen
dat bubbels van soms uit verschillende provincies afkomstige spelers worden vermengd; dat die maatregel
geldt voor zowel sportwedstrijden binnen (indoor) als buiten (outdoor); dat vanuit dezelfde optiek de
groepstrainingen voor amateursporten vanaf 13 jaar moeten worden opgeschort; Overwegende dat
plaatsen waar activiteiten van culturele, feestelijke, folkloristische of recreatieve aard plaatsvinden,
onder meer omvatten: musea, tentoonstellingszalen, casino's, bowlings, gokkantoren, feestzalen, concertzalen,
theaters, bioscopen, boekhandels die beschikken over een speelruimte, enz.; Dat deze verbodsmaatregel
zowel voor binnen- als buitenactiviteiten geldt, met uitzondering van de parken en speelpleinen voor
kinderen; Dat die plaatsen, naar het voorbeeld van wat bepaald is voor de sportinfrastructuur,
gesloten worden voor het publiek; dat zij toegankelijk mogen blijven voor het bezoek van schoolgroepen
in het kader van schoolse en buitenschoolse activiteiten van het leerplichtonderwijs en voor stages ingericht
voor kinderen tot en met 12 jaar; Dat deze maatregel niet geldt voor de uitleendienst van openbare
bibliotheken; dat die beschouwd moet worden als een openbare dienst; dat aangezien de bibliotheken open
blijven, deze uitleenactiviteit niet stopgezet dient te worden; dat de nevenactiviteiten van de uitleendienst
daarentegen wél vallen onder het verbod, behalve voor kinderen tot en met 12 jaar wanneer die activiteit
kadert in een ingerichte stage of in schoolse of buitenschoolse activiteiten van het leerplichtonderwijs; Overwegende
dat aangezien verplaatsingen, ontmoetingen en menselijke contacten beperkt dienen te worden, ook schoolreizen
verboden moeten worden om een verhoogde verspreiding van het virus te voorkomen; Overwegende
dat huis-aan-huis- en leurdersactiviteiten aanleiding geven tot verplaatsingen en ontmoetingen tussen
personen die geen deel uitmaken van dezelfde bubbel; dat die activiteiten bovendien kunnen leiden tot
contacten met mensen die geen mondmasker dragen, aangezien het contact plaatsvindt op hun thuisadres; Overwegende
dat het COVID-19 virus ook kan worden overgedragen via contact; dat de prostitutie-activiteit van nature
nauw, nabij en herhaald lichamelijk contact met steeds wisselende personen vereist, waarbij de naleving
van de voorzorgsmaatregelen in het gedrang komt; dat dit een activiteit is die in de context van een
pandemie een groot risico inhoudt; Overwegende dat het recht op vrije meningsuiting een basisrecht
is dat niet mag worden miskend, maar dat betogingen aanleiding geven tot samenkomsten tijdens dewelke
tal van mensen met uiteenlopende achtergrond met elkaar in contact komen; dat zelfs indien maatregelen
genomen zijn voor tijdens de betoging (statisch, dragen van een mondmasker en andere), er steeds een
mensenstroom op gang komt om zich te begeven naar de plaats van de betoging en bij de ontbinding ervan,
waarbij de voorzorgsmaatregelen niet meer worden gerespecteerd; Dat het ministerieel besluit
van 18 oktober 2020 momenteel betogingen met maximaal 400 deelnemers toelaat; dat een dergelijk aantal
in het licht van de huidige gezondheidssituatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest veel te hoog is;
dat het daarom verlaagd dient te worden tot 100 deelnemers; dat deze maatregel met betrekking tot het
aantal personen die mogen deelnemen aan een betoging, het mogelijk maakt om de uitoefening van een basisrecht
als de vrijheid van meningsuiting te combineren met de noodzaak om ingevolge de gezondheidssituatie een
beperking in te voeren; Dat de Burgemeester van het betreffende grondgebied verantwoordelijk
blijft voor het al dan niet toestaan van de betoging. Overwegende dat bijeenkomsten in besloten
en overdekte ruimten een bijzonder gevaar voor de volksgezondheid vormen; Dat overeenkomstig
het ministerieel besluit van 18 oktober 2020 nog tot 200 personen mogen samenkomen in de gebedshuizen; Dat
dit aantal nog te hoog is in het licht van de huidige gezondheidssituatie in het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest; dat bijgevolg de gebedshuizen open blijven, maar uitsluitend voor het individuele gebed; dat
in dat verband de toegang tot de gebedshuizen beperkt wordt tot één persoon per 10 m2
met een maximum van 100 personen en dat er een afstand van 1,5 meter tussen elke persoon wordt gehouden;
dat het aan de beheerders van de gebedshuizen is om ervoor te zorgen dat deze richtlijnen worden nageleefd; Dat
daarentegen collectieve religieuze riten verboden zijn omwille van de gelijktijdige aankomst en aanwezigheid
van een groot aantal personen; dat enkel begrafenisceremonies waarop maximaal 15 personen aanwezig zijn,
toegestaan zijn; Overwegende dat, om zich te schikken naar het verbod op de verkoop van alcohol
vanaf 20 uur, dat de Minister van Binnenlandse Zaken in haar besluit van 18 oktober jongstleden heeft
uitgevaardigd, alle winkels, of het gaat om voedingswinkels of niet, om 20 uur gesloten moeten worden,
en dat ook nachtwinkels onder deze maatregel vallen; dat deze vervroegde sluiting ook gerechtvaardigd
is om verplaatsingen en contacten tussen burgers te beperken; Dat het immers ook noodzakelijk
is om het aantal mensen dat tegelijkertijd in de winkels aanwezig is te beperken om te voorkomen dat
er samenscholingen ontstaan en mensen elkaar gaan kruisen, wat potentiële bronnen van besmetting zijn; Dat
deze maatregel echter geen gevolgen heeft voor eetgelegenheden uit de horecasector wanneer deze afhaalmaaltijden
aanbieden; dat zij hun activiteit tot 22 uur mogen uitoefenen; dat het immers noodzakelijk is dat de
burgers de mogelijkheid krijgen iets te eten; Overwegende dat de consumptie van alcohol op de
openbare weg vaak een bron is van samenscholingen of ongepast gedrag waarbij de voorzorgsmaatregelen
niet worden toegepast en dat dit gedrag de weg opent naar een verhoogde circulatie van het COVID-19-virus;
dat het daarom noodzakelijk is om alle consumptie van alcohol op de openbare weg te verbieden; Overwegende
dat het dragen van een mondmasker of elk ander alternatief in stof een belangrijke rol speelt in de strategie
om het virus te bestrijden; dat hieraan herinnerd is door de gezondheidsexperts die de bevolking aansporen
om een dergelijk masker te dragen; dat, gezien de verslechterende gezondheidssituatie, het dragen van
een mondmasker opnieuw verplicht moet worden voor iedereen die op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest aanwezig is; Overwegende dat de redenen die hebben geleid tot de intrekking van de algemene
verplichting om een mondmasker te dragen niet langer aan de orde zijn; dat destijds werd beweerd dat
de gezondheidssituatie zich stabiliseerde en dat het de voorkeur verdiende het dragen van een mondmasker
enkel in dichtbevolkte gebieden te verplichten; dat naast de verslechtering van de gezondheidssituatie
ook is gebleken dat het voor het publiek onduidelijk is in welke gebieden het dragen van een mondmasker
verplicht is en dat de bevolking op dat vlak enigszins laks is geworden; Dat er evenwel voorzien
moet worden in uitzonderingen op het verplicht dragen van een mondmasker; Dat de Wereldgezondheidsorganisatie
namelijk stelt dat een mondmasker niet opgezet moet worden bij het sporten, omdat dit het minder makkelijk
kan maken om te ademen en het mondmasker door het zweten sneller vochtig kan worden, wat de ademhaling
bemoeilijkt en de groei van micro-organismen bevordert; Dat bovendien, ook al kunnen functionele
trajecten per fiets of met een step niet gelijkgesteld worden met sport, ze wel degelijk een lichamelijke
inspanning vereisen waarbij dezelfde ongemakken kunnen optreden voor wie een mondmasker draagt; dat het
bijgevolg nodig is fietsers en gebruikers van een step toe te laten geen mondmasker te dragen bij het
rijden op de openbare weg wanneer er voldoende afstand bewaard kan worden; Overwegende dat al
deze maatregelen als proportioneel worden beschouwd in het licht van de hierboven uiteengezette geldende
redenen, waarbij het doel is volledige verzadiging van het ziekenhuisnetwerk en een lockdown vergelijkbaar
met die van maart 2020 te vermijden; Dat deze overweging weliswaar al gedeeltelijk aanwezig
was in het besluit van 7 oktober jongstleden, dat heeft geleid tot de sluiting van de restaurants en
cafés, maar dat toch rekening moet worden gehouden met de ontwikkeling van de gezondheidssituatie om
de genomen maatregelen te beoordelen op basis van de proportionaliteitstest; dat sinds de sluiting van
de genoemde inrichtingen weliswaar een lichte daling van de toename van de virusbesmetting is geconstateerd,
maar dat deze nog steeds te hoog is, zodat er maatregelen moeten worden genomen om de contacten tussen
de personen verder te verminderen, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Sluiting Artikel
1. De sportzalen en sportvoorzieningen worden gesloten, behalve: 1° voor schoolgroepen in het
kader van schoolse of buitenschoolse activiteiten van het verplicht onderwijs; 2° voor stages
bestemd voor kinderen tot en met 12 jaar oud; 3° voor sporttrainingen bestemd voor kinderen
tot en met 12 jaar oud; 4° voor trainingen van professionele sporters; 5° voor professionele
wedstrijden. Art. 2. Plaatsen voor privé of openbare activiteiten van culturele, feestelijke,
folkloristische of recreatieve aard worden voor het publiek gesloten, behalve: 1° voor schoolgroepen
in het kader van schoolse of buitenschoolse activiteiten van het verplicht onderwijs; 2° voor
stages bestemd voor kinderen tot en met 12 jaar oud; In afwijking van het eerste lid blijven
de parken en speelpleinen voor kinderen jonger dan twaalf jaar open. HOOFDSTUK 2. - Samenscholingen Art.
3. Zijn verboden: 1° schoolreizen op, naar of vertrekkend van het grondgebied van het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest; 2° activiteiten in het kader van jeugdbewegingen voor jongeren vanaf
13 jaar op, naar of vertrekkend van het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 3°
huis-aan-huis- en leurdersactiviteiten, van welke aard dan ook; 4° straatprostitutie en prostitutie
in inrichtingen die al dan niet aan deze activiteit zijn gewijd. In afwijking van het eerste
lid worden herfstkampen en -stages voor kinderen tot en met 12 jaar oud toegelaten. Art. 4.
Demonstraties van maximaal 100 personen zijn toegestaan op de openbare weg, op voorwaarde dat ze statisch
zijn, dat de fysieke afstand wordt gerespecteerd en dat ze vooraf zijn goedgekeurd door de bevoegde gemeentelijke
overheden overeenkomstig artikel 18 van het ministerieel besluit van 18 oktober 2020 houdende dringende
maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken. HOOFDSTUK 3. - Sportactiviteiten Art.
5. Alle amateursportwedstrijden worden verboden. Professionele sportwedstrijden worden gehouden
zonder publiek. Art. 6. Groepstrainingen in amateurverband worden verboden, behalve voor kinderen
tot en met 12 jaar oud. Per kind mag er één begeleider de training bijwonen. HOOFDSTUK
4. - Erediensten en plechtigheden Art. 7. De gebedshuizen blijven open. Hun toegang wordt echter
beperkt tot één persoon per 10 m2, met een maximum van 100 personen en een afstand van
1,5 meter tussen elke persoon. Bovendien zijn ze uitsluitend toegankelijk voor individuele bezinning
of gebed. Art. 8. Religieuze erediensten en plechtigheden zijn verboden. In afwijking
van het eerste lid, zijn toegelaten: - begrafenisceremonies, maar enkel in aanwezigheid van
maximaal 15 personen en zonder de mogelijkheid van blootstelling van het lichaam; - religieuze
huwelijken, maar enkel in het bijzijn van de echtgenoten, hun getuigen en de bedienaar van de eredienst; -
religieuze plechtigheden die zijn opgenomen met de bedoeling ze via alle beschikbare kanalen te verspreiden
en die alleen met maximaal 10 personen plaatsvinden, met inbegrip van de personen die voor die opname
verantwoordelijk zijn, met het behoud van een afstand van 1,5 meter tussen elke persoon, en voor zover
de plaats van eredienst tijdens de opname voor het publiek gesloten blijft. Art. 9. Burgerlijke
huwelijken kunnen enkel plaatsvinden in het bijzijn van de echtgenoten, hun getuigen, de ambtenaar van
de burgerlijke stand en zijn personeel. HOOFDSTUK 5. - Winkels Art. 10. Voedingswinkels
en andere handelszaken sluiten om 20.00 uur. Art. 11. De toegang tot winkels wordt beperkt tot
hoogstens 1 klant per 10 vierkante meter binnen een tijdspanne van hoogstens 30 minuten. In
afwijking van het eerste lid mag een volwassene vergezeld worden van minderjarigen die onder hetzelfde
dak wonen en mag deze een persoon vergezellen die behoefte heeft aan begeleiding. HOOFDSTUK
6. - Alcoholgebruik Art. 12. Het is op heel het grondgebied van het Gewest verboden in de openbare
ruimte alcohol te verbruiken. HOOFDSTUK 7. - Het dragen van een mondmasker Art. 13.
Iedereen vanaf 13 jaar is verplicht een mondmasker te dragen dat de neus en de mond bedekt, op alle openbare
en voor het publiek toegankelijke private plaatsen in heel het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Onder
"mondmasker" verstaat men elke voorziening of stuk stof dat de neus en de mond van een persoon volledig
bedekt. Art. 14. Het dragen van een mondmasker is niet verplicht tijdens het beoefenen van een
sport, bij het uitvoeren van intensief fysiek werk op de openbare weg en voor mensen die door hun handicap
geen mondmasker of gelaatsscherm kunnen dragen. De fysieke afstand moet in alle gevallen gerespecteerd
worden. Het mondmasker is niet verplicht voor fietsers en stepgebruikers wanneer zij zich verplaatsen
op de openbare weg. De fysieke afstand moet in alle gevallen gerespecteerd worden. Wanneer het
dragen van een mondmasker of een stoffen alternatief wegens medische redenen niet mogelijk is, mag een
gelaatsscherm worden gebruikt. Art. 15. Inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden bestraft
met de straffen bepaald door artikel 1 van de wet van 6 maart 1818, zoals gewijzigd door de wet van 5
juni 1934 en de wet van 14 juni 1963 betreffende de overtredingen van administratieve reglementen. Art.
16. De maatregelen opgelegd door dit besluit gelden tot en met 19 november 2020. Art. 17. Het
besluit van de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 7 oktober 2020 houdende
sluiting van de bars en tot vaststelling van noodmaatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19
te beperken, zoals gewijzigd door het besluit van 12 oktober 2020, wordt opgeheven. Art. 18.
Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt Art.
19. De bevoegde bestuurlijke overheden op het grondgebied van de Brusselse agglomeratie worden belast
met de uitvoering van dit besluit. De politiediensten zijn verantwoordelijk voor de naleving van dit
besluit, zo nodig met dwang en/of geweld. Dit besluit zal worden meegedeeld aan het nationaal
crisiscentrum en zal door de burgemeesters worden gepubliceerd door middel van affiches op de gebruikelijke
plaatsen voor officiële bekendmakingen en door elk ander publicatiemiddel om een zo breed mogelijke verspreiding
te waarborgen. Art. 20. Overeenkomstig artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van
State kan een beroep tot nietigverklaring van dit besluit worden ingediend bij de afdeling administratie
van de Raad van State wegens schending van hetzij substantiële, hetzij op straffe van nietigheid voorgeschreven
vormen, overschrijding of afwending van macht. Het verzoek tot nietigverklaring moet, op straffe van
onontvankelijkheid, worden ingediend binnen de 60 dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Het verzoekschrift wordt ofwel per post aangetekend verzonden naar de griffie van de Raad van State,
Wetenschapsstraat 33 te 1040 Brussel, ofwel wordt het ingediend volgens de elektronische procedure met
behulp van de identiteitskaart op de beveiligde website van de Raad van State http://eproadmin.raadvst-consetat.be.
Er kan tevens een vordering tot schorsing van het besluit worden ingediend, conform de bepalingen van
het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad
van State. Brussel, 26 oktober 2020. De Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest, R. VERVOORT