ELI - Navigatie systeem via een Europese identificatiecode voor wetgeving http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/besluit/2021/11/19/2021033845/staatsblad
19 NOVEMBER 2021. - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 28 oktober 2021 houdende de nodige maatregelen van bestuurlijke politie teneinde de gevolgen voor de volksgezondheid van de afgekondigde epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19-pandemie te voorkomen of te beperken
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
Onze Groet. Gelet op de wet van 14 augustus 2021 betreffende de maatregelen van bestuurlijke
politie tijdens een epidemische noodsituatie, artikelen 4, § 1, eerste lid, 5, § 1 en 6; Gelet
op de wet van 10 november 2021 tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 28 oktober 2021 houdende
de afkondiging van de epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19-pandemie; Gelet
op het koninklijk besluit van 28 oktober 2021 houdende de afkondiging van de epidemische noodsituatie
betreffende de coronavirus COVID-19 pandemie; Gelet op het koninklijk besluit van 28 oktober
2021 houdende de nodige maatregelen van bestuurlijke politie teneinde de gevolgen voor de volksgezondheid
van de afgekondigde epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19 pandemie te voorkomen
of te beperken; Gelet op het overleg van 14 november 2021 bedoeld in artikel 4, § 1,
eerste lid, van de wet van 14 augustus 2021 betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens
een epidemische noodsituatie; Gelet op het overleg van 17 november 2021 binnen het Overlegcomité; Gelet
op de vrijstelling van de regelgevingsimpactanalyse, bedoeld in artikel 8, § 2, 1°, van de wet
van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging; Gelet
op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 november 2021; Gelet op het akkoord
van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 18 november 2021; Gelet op het advies van
de in Raad vergaderde Ministers, gegeven op 19 november 2021; Gelet op de wetten op de Raad
van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1, eerste lid; Gelet op de
dringende noodzakelijkheid; Overwegende dat het niet mogelijk is te wachten op het advies van
de afdeling wetgeving van de Raad van State binnen een verkorte termijn van vijf werkdagen (desgevallend
verlengd tot acht werkdagen indien de adviesaanvraag wordt voorgelegd aan de Algemene Vergadering, hetgeen
in de praktijk een termijn van ongeveer twee weken impliceert), onder meer omwille van de noodzaak om
maatregelen te overwegen die gegrond zijn op epidemiologische resultaten die sterk evolueren en waarvan
de laatste de maatregelen hebben gerechtvaardigd die werden beslist tijdens het Overlegcomité dat is
bijeengekomen op 17 november 2021; dat de voorwaarden bedoeld in artikel 2, 3°, van de wet van 14 augustus
2021 betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie zijn vervuld
en dat de epidemische noodsituatie zodoende werd afgekondigd; dat de maatregelen in dit koninklijk besluit
moeten worden genomen teneinde het hoofd te bieden aan de ongunstige epidemiologische context die blijft
verslechteren; dat de maatregelen die werden beslist tijdens voormeld Overlegcomité één samenhangend
geheel vormen; dat de maatregelen reeds in werking treden op 20 november 2021; Overwegende
het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, artikel
2, dat het recht op leven beschermt; Overwegende het Verdrag betreffende de Werking van de Europese
Unie, artikel 191, dat het voorzorgsbeginsel in het kader van het beheer van internationale gezondheidscrisissen
en van de actieve voorbereiding van zulke potentiële crisissen verankert; dat dit beginsel inhoudt dat,
wanneer een ernstig risico hoogstwaarschijnlijk werkelijkheid zal worden, het aan de overheid is om dringende
en voorlopige maatregelen te nemen; Overwegende artikel 6, 1. c) en e) van de Verordening (EU)
Nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke
personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens
en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG; Overwegende de Grondwet, artikel 23; Overwegende
de Aanbeveling (EU) Nr. 2020/1475 van de Raad van 13 oktober 2020 betreffende een gecoördineerde aanpak
van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie; Overwegende de Aanbeveling
(EU) Nr. 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen
naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking; Overwegende de Verordening (EU) Nr.
2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte,
verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19 vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal
EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren; Overwegende
de Verordening (EU) Nr. 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een
kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten
(digitaal EU-COVID-certificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied
van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie; Overwegende het samenwerkingsakkoord
van 25 augustus 2020 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Duitstalige
Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, betreffende de gezamenlijke gegevensverwerking
door Sciensano en de door de bevoegde gefedereerde entiteiten of door de bevoegde agentschappen aangeduide
contactcentra, gezondheidsinspecties en mobiele teams in het kader van een contactonderzoek bij personen
die (vermoedelijk) met het coronavirus COVID-19 besmet zijn op basis van een gegevensbank bij Sciensano; Overwegende
de wet van 9 oktober 2020 houdende instemming met het voormelde samenwerkingsakkoord van 25 augustus
2020; Overwegende het Samenwerkingsakkoord van 24 maart 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse
Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie
betreffende de gegevensoverdracht van noodzakelijke gegevens naar de gefedereerde entiteiten, de lokale
overheden of politiediensten met als doel het handhaven van de verplichte quarantaine of testing van
de reizigers komende van buitenlandse zones bij wie een quarantaine of testing verplicht is bij aankomst
in België; Overwegende de wet van 8 april 2021 houdende de instemming met het voormelde samenwerkingsakkoord
van 24 maart 2021; Overwegende het samenwerkingsakkoord van 31 mei 2021 tussen de Federale Staat,
de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie
betreffende bijzondere verwerkingen van persoonsgegevens met het oog op het opsporen en onderzoeken van
clusters en collectiviteiten, met het oog op de handhaving van de verplichte quarantaine en testing en
met het oog op het toezicht op de naleving door de bevoegde sociaal inspecteurs van de maatregelen om
de verspreiding van het coronavirus COVID-19 tegen te gaan op de arbeidsplaatsen; Overwegende
de wet van 20 juni 2021 houdende de instemming met het voormelde samenwerkingsakkoord van 31 mei 2021; Overwegende
het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse
Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest
en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal
EU-COVID certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het
buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België; Overwegende
de wet van 20 juli 2021 houdende de instemming met het voormelde samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021; Overwegende
het koninklijk besluit van 31 januari 2003 tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen
en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen; Overwegende het
koninklijk besluit van 22 mei 2019 betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het
gemeentelijk en provinciaal niveau en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs
in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau
vereisen; Overwegende het ministerieel besluit van 13 maart 2020 houdende de afkondiging van
de federale fase betreffende de coördinatie en het beheer van de crisis coronavirus COVID-19; Overwegende
de protocollen bepaald door de bevoegde ministers in overleg met de betrokken sectoren; Overwegende
de verklaring van de WHO omtrent de karakteristieken van het coronavirus COVID-19, in het bijzonder met
betrekking tot de besmettelijkheid en het sterfterisico; Overwegende de kwalificatie van het
coronavirus COVID-19 als een pandemie door de WHO op 11 maart 2020; Overwegende dat de WHO op
16 maart 2020 het hoogste dreigingsniveau heeft uitgeroepen aangaande het coronavirus COVID-19 dat de
wereldeconomie destabiliseert en zich snel verspreidt over de wereld; Overwegende de inleidende
toespraak van de directeur-generaal van de WHO van 12 oktober 2020 die aangaf dat het virus zich voornamelijk
verspreidt tussen nauwe contacten en aanleiding geeft tot opflakkeringen van de epidemie die onder controle
zouden kunnen worden gehouden door middel van gerichte maatregelen; Overwegende de verklaring
van de directeur-generaal van de WHO Europa van 15 oktober 2020, die onder meer aangaf dat de overdracht
en besmettingsbronnen plaatsvinden in de huizen, binnen in publieke plaatsen en bij de personen die de
zelfbeschermingsmaatregelen niet correct naleven; Overwegende de verklaring van de directeur-generaal
van de WHO Europa van 29 april 2021, die aangaf dat individuele en collectieve gezondheidsmaatregelen
dominante factoren blijven bij het bepalen van het verloop van de pandemie; dat we ons bewust moeten
zijn van het feit dat vaccins alleen de pandemie niet zullen beëindigen; dat in de context van de pandemie
het een combinatie van vaccins en krachtige gezondheidsmaatregelen is die ons de duidelijkste weg naar
het normale biedt; Overwegende de verklaring van de directeur-generaal van de WHO Europa van
1 juli 2021, waarin wordt benadrukt dat door het bestaan van nieuwe varianten - in het bijzonder de verontrustende
Delta-variant -, de nog steeds ontoereikende vaccinatiegraad, en de toename van het aantal reizen, een
risico bestaat op een nieuwe besmettingsgolf in de Europese regio; dat derhalve een beroep wordt gedaan
op de verantwoordelijkheid van burgers, vakantiegangers en reizigers, met name wat betreft de noodzaak
zich te laten vaccineren; Overwegende de verklaring van de directeur-generaal van de WHO Europa
van 30 augustus 2021, waarin wordt benadrukt dat door het bestaan van de meer besmettelijke Delta-variant,
de versoepelingen in de gezondheidsmaatregelen, en de toename van het aantal reizen, er sprake is van
een stijging in het aantal besmettingen; dat dit gepaard gaat met een toenemende druk op de ziekenhuizen
en een toename in het aantal sterfgevallen; dat het bijgevolg van belang is standvastig te zijn in het
hanteren van verschillende beschermingsmaatregelen, waaronder vaccinaties en mondmaskers; Overwegende
de verklaring van de directeur-generaal van de WHO Europa van 4 november 2021 dat Europa zich opnieuw
in het epicentrum van de pandemie bevindt, en dat de waargenomen toename van het aantal gevallen afhankelijk
van de regio kan worden verklaard door de ontoereikende vaccinatiegraad en de versoepeling van de sanitaire
en sociale maatregelen; Overwegende het advies van de Hoge Gezondheidsraad van 9 juli 2020; Overwegende
de epidemiologische update van de RAG van 10 november 2021; Overwegende de adviezen van de Groep
van Experts voor Managementstrategie van COVID-19 (GEMS) van 20 en 24 oktober 2021 en van 14 november
2021, waarvan ook deskundigen deel uitmaken in de zin van artikel 4, § 1, eerste lid van de wet
van 14 augustus 2021 betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie;
dat in deze adviezen wordt uiteengezet welke maatregelen moeten worden genomen en waarom; dat het noodzakelijk,
geschikt en proportioneel karakter van de maatregelen genomen in dit koninklijk besluit uit deze adviezen
blijkt; dat de essentiële elementen van deze adviezen op hoofdlijnen worden hernomen in de hierna volgende
overwegingen; Overwegende het geconsolideerde advies opgesteld door het Commissariaat COVID-19
op 25 oktober 2021, op basis van het advies van de RAG van 20 oktober 2021 dat werd besproken in de RMG,
en op basis van de adviezen van de GEMS van 20 en 24 oktober 2021; Overwegende het advies van
de minister van Volksgezondheid gegeven op 27 oktober 2021; Overwegende het advies van het Commissariaat
COVID-19 van 11 november 2021 inzake de al dan niet aanwezigheid van een epidemische noodsituatie volgens
de criteria van de Pandemiewet; Overwegende het epidemiologisch bulletin van Sciensano van 18
november 2021; Overwegende dat het daggemiddelde van de nieuwe vastgestelde besmettingen met
het coronavirus COVID-19 in België over de voorbije zeven dagen aanzienlijk gestegen is tot 10 494 bevestigde
positieve gevallen op 14 november 2021; Overwegende dat op 17 november 2021 in totaal 2809 patiënten
getroffen door COVID-19 worden behandeld in de Belgische ziekenhuizen; dat op diezelfde datum in totaal
568 patiënten worden behandeld op de diensten van de intensieve zorg; Overwegende dat de incidentie
op 14 november 2021 over een periode van 14 dagen 1139 op 100.000 inwoners bedraagt; dat het reproductiegetal
op basis van de nieuwe hospitalisaties 1,116 bedraagt; Overwegende dat de toenemende druk op
de ziekenhuizen en op de continuïteit van de niet-COVID-19-zorg noopt tot een opschaling vanaf 19 november
2021 naar fase 1B van het ziekenhuisnoodplan; Overwegende dat de lange duur van de pandemie
ook een impact heeft op het aantal beschikbare bedden op de diensten van de intensieve zorg door een
gebrek aan zorgpersoneel; Overwegende dat de vaccinatiegraad van de totale bevolking op 16 november
2021 74,9 % bedraagt en dat 12 % van de bevolking die in aanmerking komt om te worden gevaccineerd noch
geheel noch gedeeltelijk werd gevaccineerd; Overwegende de urgentie en het risico voor de volksgezondheid
dat het coronavirus COVID-19 met zich meebrengt voor de bevolking; Overwegende dat het coronavirus
COVID-19 een infectieziekte is die meestal de longen en luchtwegen treft; dat het coronavirus COVID-19
wordt overgedragen van mens op mens via de lucht; dat de overdracht van de ziekte lijkt plaats te vinden
via alle mogelijke emissies via de mond en de neus; Overwegende dat dit besluit drie soorten
maatregelen bevat; dat het respectievelijk gaat om sterke aanbevelingen zonder strafrechtelijke sancties,
minimumvoorschriften die op verschillende plaatsen of in verschillende activiteitensectoren moeten worden
nageleefd (of preventieve maatregelen die op elke betrokken onderneming, vereniging of dienst zijn afgestemd)
en bepaalde dwingende, maar noodzakelijke maatregelen in een beperkt aantal domeinen; Overwegende
dat de hygiënemaatregelen essentieel blijven, bijvoorbeeld voor wat betreft een bijzondere aandacht voor
hygiëne bij niezen en hoesten, handhygiëne en het desinfecteren van gebruikt materiaal; Overwegende
dat nog steeds een beroep wordt gedaan op het verantwoordelijkheidsgevoel en de geest van solidariteit
van elke burger om de regels van social distancing na te leven en om alle gezondheidsaanbevelingen toe
te passen; dat de regels van social distancing in het bijzonder betrekking hebben op het behoud van een
afstand van 1,5 meter tussen personen; Overwegende dat sterk wordt aanbevolen om de sociale
contacten maximaal te beperken; Overwegende dat een aanbeveling om te telethuiswerken in de
huidige epidemische omstandigheden niet meer volstaat om het aantal besmettingen op de werkplek te doen
afnemen; dat telethuiswerk het onder meer mogelijk maakt om het aantal contacten te beperken, alsook
om het aantal personen in het openbaar vervoer tijdens de spitsuren te verminderen en om op die manier
te vermijden dat ze niet in de mogelijkheid zijn om de regels van de social distancing na te leven; dat
telethuiswerk bijgevolg opnieuw verplicht wordt bij alle ondernemingen, verenigingen en diensten, welke
grootte zij ook hebben, voor alle personeelsleden wiens functie zich ertoe leent; dat het echter belangrijk
is voor werknemers om een band te behouden met hun werkomgeving; dat het tevens van belang is dat de
continuïteit van de bedrijfsvoering en de competitiviteit van de ondernemingen zoveel als mogelijk gevrijwaard
kunnen worden; dat een werkgever daarom een bepaald aantal terugkeermomenten mag organiseren; Overwegende
dat het dragen van een mondmasker een belangrijke rol speelt om de verdere verspreiding van het virus
tegen te gaan en voor de bescherming van de gezondheid van personen in bepaalde inrichtingen en in het
kader van bepaalde risicovolle activiteiten; dat het dragen van een mondmasker derhalve verplicht is
in bepaalde inrichtingen en in het kader van bepaalde activiteiten; dat het dragen van mondmaskers bovendien
sterk aanbevolen wordt voor alle situaties waarin de regels van social distancing niet kunnen worden
nageleefd, behoudens uitdrukkelijk voorziene uitzonderingen; Overwegende dat de nodige maatregelen
worden genomen opdat een sluiting van de discotheken en dancings zou kunnen worden voorkomen en opdat
de betrokken activiteiten op een zo veilig mogelijke manier zouden kunnen plaatsvinden; dat de toegang
nog steeds dient te worden georganiseerd overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, en
dat voortaan ook een mondmasker dient te worden gedragen omdat daar, door de aard van de activiteiten
die er worden uitgeoefend, de verspreiding van aërosolen bijzonder groot kan zijn, alsook omdat de regels
van de social distancing er moeilijk kunnen worden nageleefd; dat de mondmaskerplicht evenwel niet geldt
in deze inrichtingen voor zover de toegang wordt georganiseerd met gebruik van gecertificeerde negatieve
zelftesten zodra het toepasselijke samenwerkingsakkoord, zoals gewijzigd, dit toelaat, aangezien dit
het risico op besmetting verkleint; dat het vanuit die optiek verantwoord is dat de discotheken en dancings
onder een specifiek kader vallen; dat het bovendien een reguliere activiteit betreft waardoor deze werkwijze
eenduidig kan worden toegepast; Overwegende dat het om dezelfde redenen noodzakelijk is om de
gezondheidsmaatregelen in de inrichtingen van de horecasector te verstrengen; dat de klanten van deze
inrichtingen voortaan opnieuw verplicht worden een mondmasker te dragen, behalve wanneer zij neerzitten,
en dit zowel tijdens private bijeenkomsten als tijdens publiek toegankelijke evenementen; dat door deze
maatregel kan worden vermeden dat de inrichtingen van de horecasector opnieuw zouden moeten worden gesloten;
dat de toegang tot deze inrichtingen bovendien dient te worden georganiseerd overeenkomstig het samenwerkingsakkoord
van 14 juli 2021 op basis van het decreet dat of de ordonnantie die in dat verband werd aangenomen, en
dit zowel in geval van private bijeenkomsten als in geval van publiek toegankelijke evenementen ; Overwegende
dat uit het advies van de GEMS van 14 november 2021 eveneens volgt dat de incidentie voor het gehele
Belgische grondgebied het hoogste is voor 7 tot 12-jarigen; dat het verlagen van de leeftijd voor het
verplicht dragen van een mondmasker naar de leeftijd van tien jaar gerechtvaardigd is en toelaat te vermijden
dat meer restrictieve maatregelen moeten worden genomen; dat anderzijds rekening moet worden gehouden
met het welzijn en de ontwikkeling van jongere kinderen, en dat de leeftijdsgrens om die reden op tien
jaar werd vastgelegd; Overwegende dat bepaalde bijeenkomsten, zowel binnen als buiten, nog steeds
een specifieke bedreiging vormen voor de volksgezondheid en aan een aantal beperkingen dienen te worden
onderworpen om het fundamentele recht op leven en gezondheid van de bevolking te vrijwaren; dat buitenactiviteiten
nog steeds de voorkeur krijgen; dat in het andere geval, de ruimtes voldoende moeten worden verlucht
en geventileerd; Overwegende dat door de verslechtering van de epidemische situatie de maximumaantallen
voor de organisatie van private bijeenkomsten verlaagd worden naar 50 personen binnen en 100 personen
buiten; dat deze aantallen evenwel kunnen worden overschreden op voorwaarde dat de aanwezigen een mondmasker
dragen, ook tijdens het dansen, en dat toepassing wordt gemaakt van de modaliteiten van het voormelde
samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021; dat deze laatste voorwaarde van toepassing zal zijn vanaf het
ogenblik dat het voormelde samenwerkingsakkoord, zoals gewijzigd, dit toelaat; Overwegende dat
om dezelfde redenen ook de maximumaantallen voor de organisatie van publiek toegankelijke evenementen
waarvan de toegang niet wordt georganiseerd overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021
verlaagd worden naar 50 personen binnen en 100 personen buiten; dat tijdens deze evenementen bovendien
een mondmasker dient te worden gedragen, ook tijdens het dansen; Overwegende dat het mogelijk
is voor de organisatoren van evenementen met een publiek van minstens 50 personen binnen en van minstens
100 personen buiten om zich te beroepen op het voormelde samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, onverminderd
enerzijds de mogelijkheid voor de deelstaten, burgemeesters en gouverneurs om de toepassing ervan in
dit kader te verplichten, en om deze minimumaantallen te verlagen, en anderzijds de mogelijkheid voor
de organisator van een publiek toegankelijk evenement met een kleiner publiek om vrijwillig een beroep
te doen op voormeld samenwerkingsakkoord, op voorwaarde dat hij de bezoekers daarvan voorafgaand informeert;
dat de toepassing van dit samenwerkingsakkoord het mogelijk maakt dat het beoogde evenement enerzijds
veiliger kan plaatsvinden en anderzijds dat een publiek van bepaalde omvang kan worden samengebracht
precies vanwege de strikte toegangsvoorwaarden; dat, gelet op de stijgende besmettingscijfers, voortaan
ook een mondmasker dient te worden gedragen tijdens massa-evenementen om een verdere stijging te beperken; Overwegende
dat, gelet op de tijd van het jaar, kerstmarkten en winterdorpen zullen worden georganiseerd, en dat
het dus nodig is om hieromtrent duidelijke regels te bepalen; dat deze worden beschouwd als evenementen; Overwegende
dat ook kinderen, voor wat betreft het maximum aantal toegelaten personen bij bijeenkomsten, steeds worden
meegeteld, tenzij uitdrukkelijk anders wordt gesteld; Overwegende dat de van kracht zijnde beperkingen,
gezien de ongunstige gezondheidssituatie, noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de situatie verder zou
verslechteren en om ervoor te zorgen dat de inspanningen van de gehele bevolking en van alle betrokken
sectoren, met inbegrip van de economische en de gezondheidssector, niet teniet zouden worden gedaan; Overwegende
dat bij het nemen van de huidige maatregelen in het bijzonder rekening werd gehouden met de impact van
de toepassing van deze maatregelen op kwetsbare personen en groepen die, omwille van hun gezondheidstoestand
of hun persoonlijke of professionele situatie, zijn blootgesteld aan een grotere moeilijkheid om de sanitaire
maatregelen na te leven of te ondergaan; dat bijvoorbeeld een uitzondering wordt voorzien op de mondmaskerplicht
voor wat betreft personen die in de onmogelijkheid zijn een mondmasker of een gelaatsscherm te dragen
omwille van medische redenen of een beperking; Overwegende dat uit de meest recente prospectieve
modellering blijkt dat, indien het reproductiegetal ten laatste op 1 december duurzaam zou dalen, het
hoogtepunt inzake ziekenhuisbelasting van de vierde golf verwacht zou worden in de eerste helft van december
tot midden december met een belasting van de ICU-diensten tussen 600 en 850 COVID-patiënten, wat een
verslechtering inhoudt ten opzichte van de eerdere modellen; dat dit de continuïteit van de normale dienstverlening
en de reguliere niet-COVID-zorg nu reeds onder druk zet; dat uit het model blijkt dat er een verhoogd
risico bestaat dat de bezetting van bedden op de diensten van de intensieve zorg nog ten minste een maand
boven de 500 COVID-patiënten zal blijven en dat bovendien uit de eerdere golven kan worden afgeleid dat
een normalisering van de situatie in de ziekenhuizen meerdere weken vraagt; dat de gezondheidssituatie
evenwel permanent zal worden geëvalueerd in functie waarvan nieuwe beslissingen kunnen worden genomen; Overwegende
dat de situatie in België, in vergelijking met de andere Europese landen, negatief evolueert op het vlak
van besmettingen, hospitalisaties en overlijdens; dat een overbelasting van het gezondheidssysteem dient
te worden vermeden, dat het onderwijs en de economische activiteiten zo normaal mogelijk moeten kunnen
verlopen en dat het mentaal welzijn van de burgers maximaal moet worden gevrijwaard; Overwegende
dat nieuwe sluitingen van sectoren of verdere beperkingen van activiteiten zoveel als mogelijk moeten
worden vermeden; dat om dergelijke beperkingen te vermijden, bijkomende maatregelen nodig zijn om de
bevolking te beschermen en de vaccinatiecampagne verder te zetten; dat, gezien de huidige epidemische
situatie, aangescherpte maatregelen betreffende telethuiswerk, het dragen van mondmaskers en de organisatie
van de toegang tot bepaalde plaatsen op basis van het voormelde samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021
adequaat, noodzakelijk en evenredig zijn; dat deze maatregelen het mogelijk maken om in dit stadium niet
over te gaan tot ingrijpendere maatregelen zoals sluitingen; dat de gezondheidssituatie regelmatig wordt
geëvalueerd; dat dit betekent dat strengere maatregelen nooit worden uitgesloten; Overwegende
dat, in het licht van alle bovenstaande elementen, het geheel van de maatregelen van bestuurlijke politie
waarin dit besluit voorziet, noodzakelijk is om het recht op leven en gezondheid van de bevolking te
beschermen en om de verspreiding van het COVID-19 coronavirus tegen te gaan, en naar behoren in verhouding
staat tot die doelstelling en tot de evolutie van de epidemiologische situatie in België, Op
de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben
Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 oktober
2021 houdende de nodige maatregelen van bestuurlijke politie teneinde de gevolgen voor de volksgezondheid
van de afgekondigde epidemische noodsituatie betreffende de COVID-19 coronavirus pandemie te voorkomen
of te beperken, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepalingen onder 6°, 11°
en 12° worden opgeheven; 2° de bepaling onder 18° wordt aangevuld met de woorden ", zoals
onder meer kerstmarkten, winterdorpen en sportieve wedstrijden ". Art. 2. In artikel 2 van hetzelfde
besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt: "
§ 1. Telethuiswerk is verplicht bij alle ondernemingen, verenigingen en diensten, voor alle personen
bij hen werkzaam, ongeacht de aard van hun arbeidsrelatie, tenzij dit onmogelijk is omwille van de aard
van de functie of de continuïteit van de bedrijfsvoering, de activiteiten of de dienstverlening. Telethuiswerk
wordt verricht in overeenstemming met de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten en akkoorden. De
werkgevers bezorgen de personen werkzaam in hun vestigingseenheden, ongeacht de aard van hun arbeidsrelatie,
die niet kunnen telethuiswerken een attest of elk ander bewijsstuk dat de noodzaak van hun aanwezigheid
op de arbeidsplaats bevestigt. De werkgevers registreren maandelijks, via het elektronische
registratiesysteem dat door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ter beschikking wordt gesteld op de
portaalsite van de sociale zekerheid, per vestigingseenheid het totale aantal personen dat er werkzaam
is en het aantal personen dat een functie uitoefent die onmogelijk kan worden volbracht via telethuiswerk.
De aangifte voor de periode van 22 november 2021 tot en met 31 december 2021 heeft betrekking op de situatie
op de derde werkdag volgend op de inwerkingtreding van dit besluit en moet uiterlijk worden ingediend
op 30 november 2021. De volgende aangiften hebben betrekking op de situatie op de eerste werkdag van
de maand en moeten uiterlijk worden ingediend op de zesde kalenderdag van de maand. Als het totale aantal
personen werkzaam in de vestigingseenheid en het aantal personen dat daar een functie uitoefent die onmogelijk
kan worden volbracht via telethuiswerk, niet is gewijzigd sinds de laatste geldige aangifte, is de werkgever
niet verplicht een nieuwe aangifte te doen. De in het derde lid bedoelde registratieplicht is
niet van toepassing op: - de KMO's waar minder dan vijf personen werkzaam zijn, ongeacht de
aard van hun arbeidsrelatie; - de inrichtingen bedoeld in artikel 2, 1° van het samenwerkingsakkoord
van 16 februari 2016 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke
stoffen zijn betrokken, waarmee instemming werd verleend door de wet van 1 april 2016; - de
werkgevers in de gezondheidszorg als bedoeld in artikel 40 van de wet van 20 december 2020 houdende tijdelijke
ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie; - alle onderwijsinstellingen
voor zowel het personeel dat de inrichtende machten zelf betalen en aangeven bij de RSZ, als het personeel
dat via een Gemeenschapsministerie betaald wordt en bij de RSZ wordt aangegeven. Deze uitzondering geldt
niet voor universiteiten, privéscholen en andere opleidingsinstellingen die de lonen van al hun personeel
zelf betalen; - de politiediensten zoals bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december
1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus."; 2°
er wordt een paragraaf 1bis ingevoegd die luidt als volgt: " § 1bis. In afwijking van
§ 1, eerste lid, mogen de ondernemingen, verenigingen en diensten zoals bedoeld in § 1,
eerste lid, voor de personen bij hen werkzaam, ongeacht de aard van hun arbeidsrelatie, waarvoor het
telethuiswerk verplicht is, terugkeermomenten inplannen, mits naleving van de regels bedoeld in paragraaf
2 en onder de volgende voorwaarden : - een onderling akkoord tussen deze ondernemingen, verenigen
en diensten en de personen die bij hen werkzaam zijn, wat betekent dat deze personen niet verplicht kunnen
worden om deel te nemen aan de terugkeermomenten; - het doel moet het bevorderen van het psychosociaal
welzijn en de teamgeest van deze personen zijn; - deze personen moeten vooraf de nodige instructies
krijgen over alle maatregelen die noodzakelijk zijn om de terugkeer in alle veiligheid te laten verlopen; -
deze personen moeten geïnformeerd worden dat ze in geen geval mogen terugkeren naar de arbeidsplaats
als ze zich ziek voelen of ziektesymptomen vertonen of zich in een quarantainesituatie bevinden; -
de werkgever mag hieraan, voor zijn werknemers, geen enkel gevolg verbinden; - de verplaatsing
van en naar de arbeidsplaatsen tijdens de piekuren van het openbaar vervoer of via carpooling moet zo
veel mogelijk vermeden worden; - de beslissing om terugkeermomenten te organiseren moet gebeuren
met inachtneming van de regels van het sociaal overleg in de onderneming, waarbij alle voorwaarden worden
afgetoetst. Deze terugkeermomenten mogen maximum één dag per week per persoon bedragen tot en
met 12 december 2021, en maximum twee dagen per week per persoon vanaf 13 december 2021. Tot en met 12
december 2021 mag per dag maximum 20% van de personen voor wie telethuiswerk overeenkomstig §
1 verplicht is, tegelijk in de vestigingseenheid aanwezig zijn, en vanaf 13 december 2021 mag dit maximum
40% zijn. Voor de KMO's waar minder dan tien personen werkzaam zijn, mogen maximum vijf personen
van diegenen voor wie het telethuiswerk overeenkomstig § 1 verplicht is, tegelijk in de vestigingseenheid
aanwezig zijn."; 3° in paragraaf 3 worden de woorden "paragrafen 1 en 2" vervangen door de
woorden "paragrafen 1, 1bis en 2". Art. 3. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als
volgt: "Art. 5. Bij het professioneel uitoefenen van horeca-activiteiten dienen de volgende
minimale regels te worden nageleefd, onverminderd de toepasselijke protocollen: 1° de uitbater
informeert de klanten, personeelsleden en derden tijdig en duidelijk zichtbaar over de geldende preventiemaatregelen; 2°
de uitbater stelt middelen voor de noodzakelijke handhygiëne ter beschikking van het personeel en de
klanten; 3° de uitbater neemt de gepaste hygiënemaatregelen om de inrichting en het gebruikte
materiaal regelmatig te desinfecteren; 4° de uitbater zorgt voor een goede verluchting; 5°
de openbare ruimten, met inbegrip van de terrassen in de openbare ruimte, worden georganiseerd overeenkomstig
de voorschriften bepaald door de lokale overheden.". Art. 4. In artikel 9, eerste lid, 4°,
van hetzelfde besluit worden de woorden "200 of meer personen" vervangen door de woorden "50 of meer
personen". Art. 5. Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een derde lid, luidende:
"Dit artikel is niet van toepassing op kerstmarkten en winterdorpen.". Art. 6. In artikel 12
van hetzelfde besluit worden de paragrafen 1, 2 en 3 vervangen als volgt: " § 1. Private
bijeenkomsten mogen binnen worden georganiseerd voor een maximum van 50 personen, en mogen buiten worden
georganiseerd voor een maximum van 100 personen, onverminderd artikel 22. De maximale aantallen
bedoeld in het eerste lid mogen worden overschreden op voorwaarde dat de aanwezigen een mondmasker dragen,
dat de toegang wordt georganiseerd overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 zodra dit
het toelaat, en dat de organisator de aanwezigen daarvan voorafgaand informeert. § 2.
Evenementen, met inbegrip van kerstmarkten en winterdorpen, culturele en andere voorstellingen, sportieve
wedstrijden en trainingen, en congressen, mogen binnen worden georganiseerd voor een publiek van maximum
50 personen, medewerkers en organisatoren niet meegeteld, onverminderd de artikelen 5, 7, 9 en 20 en
het toepasselijke protocol. Zowel de medewerkers en organisatoren als het publiek zijn verplicht een
mondmasker te dragen overeenkomstig artikel 22. Evenementen, met inbegrip van kerstmarkten en
winterdorpen, culturele en andere voorstellingen, sportieve wedstrijden en trainingen, en congressen,
mogen buiten worden georganiseerd voor een publiek van maximum 100 personen, medewerkers en organisatoren
niet meegeteld, onverminderd de artikelen 5, 7, 9 en 20 en het toepasselijke protocol. Zowel de medewerkers
en organisatoren als het publiek zijn verplicht een mondmasker te dragen overeenkomstig artikel 22. Deze
paragraaf is niet van toepassing indien de toegang op basis van een lokaal politiebesluit of lokale politieverordening,
een decreet of een ordonnantie verplicht dient te worden georganiseerd overeenkomstig het samenwerkingsakkoord
van 14 juli 2021. § 3. Massa-evenementen en proef- en pilootprojecten mogen binnen worden
georganiseerd voor een publiek van minimum 50 personen, en van maximum 75.000 personen per dag, medewerkers
en organisatoren niet meegeteld, mits voorafgaande toelating van de bevoegde gemeentelijke overheid en
met naleving van de modaliteiten van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021. Massa-evenementen
en proef- en pilootprojecten mogen buiten worden georganiseerd voor een publiek van minimum 100 personen,
en van maximum 75.000 personen per dag, medewerkers en organisatoren niet meegeteld, mits voorafgaande
toelating van de bevoegde gemeentelijke overheid en met naleving van de modaliteiten van het samenwerkingsakkoord
van 14 juli 2021. De aankomstzone tot het massa-evenement wordt zodanig georganiseerd dat de
regels van de social distancing kunnen worden gerespecteerd. De minimumaantallen bedoeld in
het eerste en tweede lid kunnen worden gewijzigd overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 14 juli
2021. In afwijking van het eerste en tweede lid, kan een massa-evenement met een publiek van
minder dan 50 personen binnen of minder dan 100 personen buiten eveneens worden georganiseerd met toepassing
van de modaliteiten van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, mits de organisator de bezoekers daarvan
voorafgaand informeert.". Art. 7. Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt opgeheven. Art.
8. In artikel 14, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "met uitzondering van kinderen
tot en met 12 jaar" vervangen door de woorden "vanaf de leeftijd van 10 jaar". Art. 9. In artikel
20, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de
bepaling onder 2° worden de woorden "12 jaar" vervangen door de woorden "9 jaar"; 2° de bepalingen
onder 6° en 7° worden opgeheven. Art. 10. In artikel 22 van hetzelfde besluit worden de volgende
wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen als volgt: "Het wordt
sterk aanbevolen aan eenieder, vanaf de leeftijd van 10 jaar, om de mond en de neus te bedekken met een
mondmasker wanneer het onmogelijk is om de regels van social distancing zoals bepaald in artikel 20 na
te leven, onverminderd de toepassing van de paragrafen 2 en 3."; 2° in paragraaf 1, tweede
lid, wordt de inleidende zin vervangen als volgt: "Eenieder, vanaf de leeftijd van 10 jaar, is in elk
geval verplicht om de mond en de neus te bedekken met een mondmasker op de volgende plaatsen, onverminderd
de toepassing van de paragrafen 2 en 3."; 3° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de bepaling
onder 7° aangevuld met de woorden ", met inbegrip van de fitnesscentra"; 4° in paragraaf 1,
tweede lid, wordt de bepaling onder 11° vervangen als volgt: "11° de inrichtingen en plaatsen waar
horeca-activiteiten worden uitgeoefend bedoeld in artikel 5, voor wat betreft het personeel"; 5°
in paragraaf 1, tweede lid, wordt de bepaling onder 12° vervangen als volgt: "12° de inrichtingen
en plaatsen waar horeca-activiteiten worden uitgeoefend bedoeld in artikel 5, voor wat betreft de klanten
wanneer zij niet aan tafel of aan de toog zitten;"; 6° in paragraaf 1 wordt het tweede lid
aangevuld met de bepalingen onder 13°, 14° en 15° luidende: "13° de plaatsen waar de private
bijeenkomsten bedoeld in artikel 12, § 1, tweede lid, plaatsvinden; 14° de plaatsen
waar de evenementen bedoeld in artikel 12, §§ 2 en 3 plaatsvinden; 15° de overige
plaatsen waar de toegang wordt georganiseerd overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021."; 7°
in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen als volgt: "De verplichting bedoeld in het tweede lid is
niet van toepassing op de discotheken en dancings voor zover de toegang wordt georganiseerd met gebruik
van gecertificeerde negatieve zelftesten zodra het toepasselijke samenwerkingsakkoord dit toelaat.". Art.
11. Dit besluit treedt in werking op 20 november 2021 om 7u00 `s morgens. Art. 12. De minister
bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel,
19 november 2021. FILIP Van Koningswege : Voor de Minister van Binnenlandse
Zaken, bij afwezigheid, V. VAN PETEGHEM