Siebengewald, Limburg

Het klinkt misschien wat banaal, om over tuintjes te praten in tijden van ziekte, virussen en economische crisis. Maar nu de lente losbarst is de tuin misschien wel belangrijker dan ooit. Niet alleen omdat de natuur ons mentaal gezond kan houden, met haar ontluikende kersenbloesem en zingende merels, maar ook omdat de natuur ons de richting wijst nu we met onze grenzeloosheid en maakbaarheid tegen de muur lopen. De tuin brengt ons terug bij het tastbare, het lokale, het aardse.

Maar van het aardse krijg je wel vieze vingers, en nog erger, het kost tijd. Niet iedereen wil dat, blijkt als je een beetje rondkijkt in de voor- en achtertuinen van Nederland. Talloze mensen hebben hun tuin de afgelopen jaren vooral gebruikt om hun woonkamer mee te verlengen. Struiken eruit, tegels erin.

Dit doet niet af aan de stroom boekjes, artikelen en blogs over groentetuinen, sedumdaken, groene gevels en hoe je tomaten kweekt op een vierkante meter balkon. Maar de vraag is vooralsnog of deze tuinmode opweegt tegen de wijdverbreide voorkeur van mensen voor gemak en voor tegels, met hooguit een voorgesnoeide olijf uit het tuincentrum. Uit nieuwe berekeningen op basis van luchtfoto’s van heel Nederland blijkt dat tuinen in de bebouwde kom gemiddeld voor maar liefst zestig procent uit verharding bestaan.

Tot voor kort waren deze tuincijfers vooral gebaseerd op lokale waarnemingen. Letterlijk, zoals Carlijn Beumer, die in Maastricht een promotieonderzoek deed naar verstening in Maastricht. ‘Ik heb gedurende een paar jaar veel rondgelopen en foto’s van voortuinen gemaakt in verschillende typen wijken’, vertelt Beumer aan de telefoon. ‘Ik wilde weten wat mensen deden met hun tuin, en waarom. Toen zag ik duidelijk een trend richting verharding. Ik zie vooralsnog geen tekenen dat dat echt is veranderd.’

De meeste verharde tuinen vond Beumer in de economisch zwakkere buurten. Dat zijn de volkswijken waar mensen op hun stoepje voor het huis samen zitten te barbecueën. ‘De tuinen in die buurten hebben veel meer een sociale functie dan in de welvarende buurten. Wat me wel opviel, was dat veel mensen heel betrokken waren bij gemeenschapsinitiatieven om de buurt te vergroenen. Maar in hun eigen tuin, nee, daar wilden ze toch liever een terras.’

Dit laatste geldt overigens net zo goed voor meer welvarende mensen. ‘Ook onder tweeverdieners was verstening de trend, en dat is nu, een paar jaar later, nog steeds zo. Ik begeleid nu een student bij een scriptieonderzoek naar wat mensen zou kunnen motiveren om hun tuin te vergroenen. De student heeft daarvoor interviews gedaan in Eindhoven. We zien dat er verschillende groepen zijn die minder groen willen. Dat zijn toch allereerst de tweeverdieners die geen tijd zeggen te hebben voor onderhoud. Ook is er een groep mensen die zeggen dat ze geen groene vingers hebben. En ten derde zijn er de ouderen die wel een groene tuin zouden willen, maar het niet meer zelf kunnen onderhouden, en ook geen sociaal netwerk hebben om hen daarmee te helpen.’

Om te berekenen hoeveel tuin er precies wel en niet is betegeld in Nederland, hebben we data ter beschikking gekregen van Cobra. Dit Brabantse groenbedrijf stond in januari in De Groene Amsterdammer in een onderzoek naar de boomrijkste buurten van Nederland. Maar Cobra doet meer dan bomen meten; het bedrijf heeft ook tuinen geanalyseerd. Op basis van infraroodbeelden uit de lucht kunnen ze tot 25 centimeter nauwkeurig meten of er meer verharding is of meer groen.

‘We gebruiken zomerbeelden, dan kunnen we begroeiing zien’, vertelt Judith van Hees, data-analist bij Cobra. ‘Chlorofyl, de stof die in bladeren verantwoordelijk is voor de groene kleur, weerkaatst weinig groen licht door fotosynthese, maar nog veel meer infrarood. Infraroodbeelden geven dus een heel goede indicatie voor de aanwezigheid van groen. We hebben infraroodbeelden vanaf 2016.’

Vervolgens heeft Cobra een model gebouwd om te berekenen wat wel en niet een tuin is. ‘Dat hebben we gedaan op basis van het kadaster, waarin je kunt zien wat particulier bezit is, en de Basisadministratie Adressen en Gebouwen, zodat je de bebouwing eraf kunt trekken. Zo kregen we een bestand met alle tuinen. Dat is dus inclusief tuinen van woningcorporaties, die soms ook heel groot zijn.’ De computer moet hier drie dagen aan rekenen, om alle luchtfoto’s om te zetten tot een bestand met daarin van alle tuinen in Nederland exact het percentage groen en grijs.

‘Exact’ is een wiskundig woord. De realiteit is complexer. Luchtfoto’s zijn vaak niet van dezelfde kwaliteit en zijn niet op hetzelfde moment genomen. Daarom hebben wij de gegevens uit 2016, 2017 en 2018 gemiddeld om voor alle Nederlandse buurten een zo geloofwaardig mogelijke schatting te kunnen geven. In totaal bestrijken de Nederlandse tuinen 6600 hectare, meer dan Nationaal Park de Hoge Veluwe. De helft daarvan is groen. In dit onderzoek hebben we echter ingezoomd op buurten die zeer of matig ‘stedelijk’ zijn, om akkers en weilanden uit te sluiten en omdat we ons willen richten op de bijdrage van de tuin aan de stadsnatuur. In de bebouwde kom ligt in totaal drieduizend hectare tuin. Daarvan is 55 procent verhard. Maar als we grote en kleine tuinen even zwaar meetellen komen we uit op een gemiddelde verharding van zestig procent.

Groningen

De gegevens over de tuinen hebben we geaggregeerd naar gemeenten en naar buurten. Dat levert een lijst op van alle buurten en gemeenten, gesorteerd op de versteningsgraad van hun tuinen. Wat al meteen opvalt is dat veel oude stadjes rond het IJsselmeer hierin hoog scoren. Urk, Edam-Volendam, Elburg. En wat is er aan de hand met Genemuiden?

Genemuiden – Gællemuun – is een oud stadje in de gemeente Zwartewaterland dat al sinds 1275 stadsrechten heeft. De oude straatjes en huizen zijn dicht op elkaar gepakt, alsof men rugdekking wilde van de kerk, met de blik gewend naar de waterwegen en de uitgestrekte weilanden. Dat is al zo groen, moet men gedacht hebben, laten we de ruimte binnen maar volbouwen. Er zijn heel wat straten waar amper één boom staat. Maar, en dat is opvallend: die stenigheid dringt ook door tot in de tuinen.

En daar komen we wellicht bij de volksaard van de Gællemuniger. Hier komen de bouwbedrijven vandaan, makers van hout en steen en tapijt. Hun werknemers wonen om de hoek, wat te zien is aan de bedrijfsbusjes voor de woonhuizen. Het zijn hardwerkende arbeiders die op mooie zomeravonden op hun eigen terras genieten van gebakken vis. De tuintjes zijn vaak klein, maar wat nog meer opvalt is dat ze vooral zijn volgebouwd met schuurtjes, overkappingen, uitbouwen en terrassen. Sommige mensen hebben gras, maar dat is dan wel kunstgras, afkomstig van de lokale kunstgrasfabriek – want ook daarin is Genemuiden groot.

Niks lelijks over Genemuiden, het is een mooie plek en er is buiten de stad genoeg natuur over voor de vogels en de insecten. Dat kun je niet van elke buurt zeggen. Wat overigens opvalt is dat de sociaal-economische positie van een buurt niet zo sterk correleert met de tuinwensen van de inwoners. Inkomen is geen garantie voor groen. Zowel onder arme huurders of rijke huiseigenaren bevinden zich mensen die geen tijd hebben voor vieze vingers. Zo heeft nummer tien, de buurt Sniep in Diemen, weinig groen, ook al bestaat het bijna alleen uit koophuizen met een gemiddelde woz-waarde van bijna een half miljoen. En de happy few die zich een woning op het Amsterdamse Haveneiland kunnen veroorloven staan met hun 20 tot 25 procent groen maar net niet in de top-tien. Ook blijkt uit cijfers dat de grootte van de tuinen er wel iets toe doet, maar niet zo heel veel. Er zijn net zo goed kleine, groene tuintjes als grote, betegelde terrassen.

Wat wel van invloed lijkt, is de hoeveelheid openbaar groen in de buurt. Als maatstaf daarvoor hebben we cijfers gebruikt over het oppervlak aan boomkronen, dat we in het vorige onderzoek hebben verkregen. In buurten waar weinig groen is, zijn tuinen ook vaak verhard. In groene buurten zijn mensen daarentegen sneller geneigd om te kiezen voor groene tuinen. Blijkbaar nemen mensen hun omgeving als referentiepunt voor hun eigen tuinkeuzes.

Siebengewald, Limburg

Dat klinkt plausibel, zegt Beumer. ‘In het onderzoek in Eindhoven krijgen we regelmatig te horen dat mensen best een groenere tuin willen, maar dat de gemeente eerst maar eens het goede voorbeeld moet geven. Mensen ergeren zich eraan als de gemeente niet goed voor het groen zorgt en dan tegen bewoners vertelt dat ze vooral hun tuin groen moeten maken.’

Tijdens een hete zomermaand kunnen de steden wel acht graden warmer worden dan hun omgeving

Gemeenten zijn er steeds meer van doordrongen dat groene tuinen belangrijk zijn. Allereerst gaat het om biodiversiteit. Het is voor bijen, vlinders en andere insecten bijvoorbeeld steeds belangrijker geworden dat er bloeiende planten te vinden zijn in de bebouwde omgeving, doordat de niet-bebouwde omgeving met de huidige industriële landbouw sterk is verarmd. Deze bloeiplaatsen in de stad moeten bovendien niet te ver uit elkaar liggen, zodat insecten er kunnen komen. Tuinen zijn daarbij onontbeerlijk.

Ook de gevolgen van klimaatverandering zijn heftiger als er veel verharding is. Tijdens een hete zomermaand kunnen de steden wel een graad of acht warmer worden dan hun omgeving. Minder verharding en meer groen draagt regelrecht bij aan meer verkoeling. Vooral bomen, door het vocht dat ze uitademen. En ook de druk op het riool neemt toe als er in een korte tijd meer regen gaat vallen die door de verharding niet weg kan. In een groene tuin kan regenwater infiltreren en zo het riool ontlasten.

‘Sinds de jaren negentig is vooral de onderhoudsvrije tuin in de mode’, zegt Beumer. ‘Lekker op je eigen terras, met de barbecue, om bij te komen van de drukke werkdag. De tuin als verlengde van je huiskamer. Terwijl er intussen een bibliotheek vol aan wetenschappelijk onderzoek is gepubliceerd dat laat zien dat je juist opknapt in een natuurlijke, groene omgeving. Groen draagt bij aan je welzijn en gezondheid en helpt je herstellen van stress en vermoeidheid.’

En, last but not least, het verdwijnen van stadsgroen heeft een desastreus effect op de houding van mensen tegenover natuur. ‘Uit onderzoek blijkt dat zelfs ervaringen als het voeren van duiven al bijdragen aan een positieve relatie met de natuur buiten de stad, zonder dat je daar hoeft te wonen. Dat heet de duivenparadox. Door contact met de kleine natuur in de stad gaan mensen beter zorgen voor de grote natuur buiten de stad. En ze besteden er ook meer tijd of geld aan.’

Een aantal Wageningse hoogleraren begon zich een paar jaar geleden te roeren nadat ze zagen dat de biodiversiteit in tuinen achteruit ging. Er was wel aandacht voor natuur, maar niet in privaat gebied. En dat terwijl veertig procent van de grond in gemeenten een particuliere eigenaar heeft, en in stadscentra is van alle versteende gebieden gemiddeld tachtig procent particulier bezit. Dan kan de gemeente nog zo bewust omgaan met natuur, maar als de burger niet wil, dan kom je nergens.

Dit was in 2015 de aanleiding om met een aantal mensen Operatie Steenbreek op te richten, vertelt voorzitter Roel van Dijk. ‘Het doel was om bewoners te stimuleren om hun tuinen te vergroenen. We begonnen met vijf gemeenten, maar intussen doen 130 gemeenten mee, plus waterschappen en provincies. Ze zijn allemaal vrij om te doen wat ze willen, maar wij geven advies en begeleiding. Wij helpen met campagnes om bewoners ervan bewust te maken.’ Een actieve gemeente is bijvoorbeeld Nijmegen, daar hebben bewoners al 75.000 stoeptegels bij de gemeente ingeruild voor groen. ‘Het slaat dus aan. Maar of daarmee de trend van verstening is gekeerd, kan ik niet hard maken.’

Sommige gemeenten proberen het via de juridische route. Onlangs maakte het Amsterdamse stadsdeel Oud-West bekend dat tuinen nog maar voor de helft betegeld mogen worden. Ook wordt het moeilijker om een vergunning te krijgen voor uitbouwen.

Het accent verschuift intussen, aldus Van Dijk. ‘We begonnen bij biodiversiteit en klimaat, maar we leggen nu steeds meer nadruk op het sociale aspect. Waar mensen zich samen verantwoordelijk voelen voor groen in de buurt, groeit het contact met elkaar en leren buren elkaar kennen.’

Op een speciale Steenbreekdag in Amersfoort komen gemeenten en groenbeheerders samen om de verhalen te delen. ‘Bij ons zijn het Amsterdammers die grond kopen’, zegt een raadslid uit het groene Laren. ‘Je ziet het keer op keer: de bomen gaan eruit, alles wordt kaal. Beton erop, grind erbij. Projectontwikkelaars doen het nu ook zelf, hele percelen in één keer. Wat kan ik hieraan doen?’ Een andere aanwezige vertelt dat Duitse gemeenten soms de woz-waarde corrigeren met een factor die afhankelijk is van de hoeveelheid groen. ‘Er zijn instrumenten te verzinnen om particulieren hiervan bewust te maken.’

Overigens gaat het niet alleen om individuele huurders en kopers. Bijna iedereen op deze dag kent wel verhalen van corporaties die het groen weghalen omdat het niet te onderhouden zou zijn. Heel veel corporaties zijn zich nog steeds niet bewust van hun groene verantwoordelijkheid.

Je kunt het ook anders zeggen: er is nog veel natuur te winnen door tuineigenaren wakker te schudden. ‘Mensen willen namelijk best wel’, zegt Carlijn Beumer. ‘Dat zag ik in Maastricht, maar ook in enquêtes die ik heb gehouden. De uitkomst van mijn onderzoek was dat veel mensen een tuin met tegels of grind hebben omdat ze dat makkelijk vinden. Een Functioneel Minimalistische tuin, zoals ik dat noem. Bijna de helft van de mensen heeft een tuin die minstens voor de helft is versteend. Maar als ik vroeg naar voorkeuren, was dit maar bij één op de zes mensen favoriet. Twee derde van de respondenten wees een groene en bloeiende tuin aan als voorkeurstuin. Het grootste deel vindt een weelderige bloementuin of een Engelse cottagetuin met bloemen en struiken het mooist. Dat duidt dus op een kloof tussen wat mensen zouden willen en wat ze in de praktijk doen. Dit biedt aanknopingspunten voor het keren van het tegeltij.’

Afferden, Limburg

En wie geen tuin heeft? Die kan altijd nog het dak op, zegt Wouter Bauman. Hij is trekker en onderhouder van de Dakakker in Rotterdam, een heuse moestuin die is gebouwd op een oud bedrijfspand, vlak bij het station. Er staan prachtige planten op, een kruidentuin, courgettes en pompoenen. Maar ook een vijg, frambozenstruiken en een kersenboom die door een groepje mezen is ontdekt. ‘Wij zaten in dit gebouw met het Milieucentrum waar ik voor werkte. Het dak, duizend vierkante meter groot, was zwart en verwaarloosd. Tot er architecten waren die een geldprijs van de gemeente kregen om onder andere dit dak aan te pakken. Het werd in drie weken tijd aangelegd. Omdat het geld daarna op was, gingen wij het maar onderhouden.’

Het is een prachtig dak geworden dat veel andere dakbezitters heeft geïnspireerd en dat ook verschillende vogelsoorten aantrekt. ‘Er komen hier puttertjes, midden in de stad. En hier tegenover woont zelfs een slechtvalk, die komt hier af en toe een duif halen.’

Groene daken maken een groot verschil in de stad. ‘Zwarte daken kunnen in een hete zomer wel tachtig graden worden. Groene daken worden dertig graden. Dat scheelt een heleboel. Bovendien gaat de dakbedekking twee keer zo lang mee, dus een deel verdien je weer terug.’ In Rotterdam is er bijna vijftien vierkante kilometer plat dak. Veel meer dan tuinen dus. Slechts dertig hectare daarvan is vergroend. De stad heeft nu als doelstelling om toe te werken naar duizend hectare multifunctioneel dak, dus gebruikt voor energie, recreatie, waterberging of groen. ‘Ons dak heeft het allemaal.’

Terug naar de crisis die door de wereld raast. Kunnen we ons nog wel met goed fatsoen druk maken om onze tuin als er mensen doodgaan? Is dat geen escapisme? Zeker niet. De bekende Engelse landschapsarchitect Ian Finlay vond dat tuinieren niets te maken heeft met je terugtrekken. ‘Een tuin is een aanval.’ Een aanval op alle vormen van wanorde, zoals molshopen, maar misschien mogen we dat best wat breder trekken. Tuinieren is een aanval op het grenzeloze kapitalisme dat weinig op heeft met het lokale, het tastbare. Dus of je nu in quarantaine zit of niet: zet het journaal uit, doe je handschoenen aan en haal die tegels eruit.

Top-10-buurten met meest versteende tuinen

Gemiddeld percentage groen in tuinen in de bebouwde kom

buurt
1. Genemuiden Noord-Oost (Zwartewaterland) 13%
2. De Hinthamerpoort (Den Bosch) 14%
3. De Noord (Katwijk) 14%
4. Volendam-Bloemenbuurt (Edam-Volendam) 14%
5. Volendam-Katham + Planetenbuurt (Edam-Volendam) 15%
6. Volendam-Rozetenbuurt (Edam-Volendam) 16%
7. Genemuiden Kern (Zwartewaterland) 16%
8. Het Hart (IJsselstein) 18%
9. Volendam-Oude kom (Edam-Volendam) 18%
10. Sniep (Diemen) 18%

Top-10-gemeenten met meest versteende tuinen

Gemiddeld percentage groen in tuinen in de bebouwde kom

gemeente
1. Zwartewaterland 14,6%
2. Urk 22,7%
3. Bunschoten 25,0%
4. Rucphen 25,2%
5. Raalte 26,0%
6. Hattem 26,4%
7. Hoogeveen 26,8%
8. Dinkelland 27,0%
9. Steenwijkerland 27,0%
10. Elburg 27,0%