De Bomenkraamkamer

Bomenkraamkamer.nl is een idee van De Kopsalon / Els Huver
en mogelijk gemaakt door de Broederschool, Frisse Wind en de Gemeente Heerlen.

We komen bomen tekort en hebben bomen in overvloed: allebei waar. Want er zijn meer bomen nodig om onze lucht te zuiveren, water te filteren en de aarde te koelen, maar meer bomen kweken is niet nodig: in het bos stikt het ervan!

We doelen niet op de reuzen die boven ons uit torenen, maar op de kleintjes waarmee de bosgrond bezaaid is: jonge boompjes waarvan het overgrote deel door gebrek aan licht en ruimte de volwassen leeftijd nooit haalt.

Maar wat als we ze buiten het bos, in het volle licht de kans geven om tot wasdom te komen?
In een bomenkraamkamer!

Omarm dit idee en ga ermee aan de slag: samen met je school, vereniging, wijk, bedrijf of organisatie. Wij vertellen je hier hoe je dat idealiter aanpakt.

Een bomenkraamkamer in 6 stappen

Stap 1. Vind een geschikt stukje grond.

  • Het vinden van een geschikt lapje grond is eigenlijk de grootste hobbel om te nemen. Betrek daarom bij het zoeken de gemeente en andere partijen die zeggenschap hebben over grondverwerving;
  • vraag de wijkraad, buurtvereniging, oudervereniging e.d. om het initiatief mee te dragen.

Let verder op:

  • de beschikbaarheid: idealiter blijft de bomenkraamkamer er minimaal 5 jaar staan, met een optie op verlenging;
  • het oppervlak: voor 100 bomen moet de locatie minimaal 150 m2 groot zijn;
  • het is fijn als de bomenkraamkamer op loopafstand ligt van de initiatiefnemende school/wijk/vereniging zodat zij de groei van de bomen kunnen volgen en de drempel om de kraamkamer te onderhouden laag is;
  • zichtbaarheid vanaf de openbare weg;
  • een lage afrastering is handig als terreinmarkering en voorkomt een vrije inloop van wandelaars en hondenbezitters;
  • houd rekening met de kosten – van grondbewerking tot informatiebord – en start de fondsenwerving op tijd.

Stap 2. Maak het stuk grond klaar voor beplanting

Om de jonge boompjes voldoende groeikans te geven, is het belangrijk dat de kraamkamer een optimale grondstructuur heeft. Daarvoor is het volgende nodig:

  • spit het terrein vooraf met een kleine graafmachine om tot een diepte van 60 cm. Hierdoor wordt de grond goed doorwortelbaar voor jonge bomen;
  • bemest de grond met groencompost. Frees deze onder tot een diepte van 20 cm. Hierdoor verbetert de structuur van de bovengrond en is er voldoende voedsel beschikbaar;
  • houdt er rekening mee dat de bomen op een onderlinge afstand van 1 tot 1,5 meter komen te staan;
  • richt de bomenkraamkamer zo in dat de planters hun boom terugvinden en kunnen volgen. Bijvoorbeeld door subkamers te maken met daarin ruimte voor niet meer dan 10 à 15 boompjes.

Stap 3. Plant in het juiste seizoen

De herfst is eigenlijk de meest gunstige periode om jonge bomen te verplanten. De sapstroom is dan stil gevallen en na het verplanten volgt een lange winterperiode waarin de wortels zich door water, sneeuw en vorst goed kunnen verankeren in de grond. Dit bevordert een snelle start in het voorjaar.

Planten in het vroege voorjaar kan ook, maar let op: de bladknoppen mogen nog niet ver uitgelopen zijn. In het voorjaar is het belangrijk dat de grond rond de vers geplante boompjes stevig wordt aangedrukt. En geef een keer goed water!

Stap 4. Uitgraven in bos

Het uitgraven van de jonge boompjes moet voorzichtig en met beleid gebeuren. Kinderen hebben daarbij toezicht en hulp nodig. Tips:

  • Kies boompjes die tussen de 60 en 120 cm groot zijn. Jonge bomen maken immers een ‘penwortel’ aan die diep in de grond dringt. Hieraan zitten heel fijne worteltjes die zorgen voor de opname van voeding en de groei. Hoe jonger de plant, hoe meer je die kleine wortels kunt meenemen bij het verplanten.
  • Laat zoveel mogelijk grond aan de wortels zitten. De meeste planten leven samen met een schimmel in de grond, die helpt bij het opnemen van voedsel uit de grond. Door een kluit aarde mee te nemen naar de bomenkraamkamer wordt de grond als het ware geënt met deze schimmels. Ook voorkom je zo dat wortels beschadigd raken of uitdrogen tijdens het vervoer naar de nieuwe standplaats.
  • Het is bijna niet mogelijk om alle wortels bij het verplanten mee te nemen. Het is dan ook normaal dat de boompjes de eerste tijd na hun verplanting niet groeien maar herstellen van de ‘verhuizing’. Verwacht in het eerste jaar dan ook geen lengtegroei. De boom ontwikkelt zich dan met name ondergronds.
  • Bosgrond is vaak erg hard. Het uitgraven van de boompjes kan beter door een volwassene worden gedaan. De kinderen kunnen helpen door de plastic zakken open te houden en wat bosgrond toe te voegen.

Stap 5. Planten in de bomenkraamkamer

  • De jonge boompjes worden in ruime gaten geplant, op dezelfde diepte als hun vroegere standplaats. Plant niet te diep, want dan krijgen de wortels te weinig zuurstof. Ook niet te ondiep, want dan is het risico op verdroging groot.
  • Zorg dat er voldoende kruimelige grond aanwezig is om tussen de wortels aan te brengen. Stevig aandrukken is heel belangrijk.
  • Goed planten is een klus en doe je het best met z’n tweeën. Het rechtop houden van de jonge boom en letten op de juiste plantdiepte is heel belangrijk;
  • Als het om kinderen gaat, maak groepjes van uit verschillende leeftijdscategorieën, zodat de jongste kinderen zich ook betrokken voelen.
  • Plaats bij iedere jonge boom een bamboestok van 1.80 meter stevig in de grond en bind deze vast aan de stam. Hierdoor beweegt de boom minder met de wind mee en kunnen nieuwe wortels, die in het begin heel kwetsbaar zijn, niet afbreken. Daarnaast zorgt de stok ervoor dat de boom recht staat en de stam dus ook recht groeit.
  • Geef de boompjes na het planten extra water om de aarde goed tussen de wortels te brengen. De jonge bomen raken zo goed verankert in de grond.
  • Hang aan de bomen naamlabels van de planters. Zeker voor kinderen is het heel leuk om te volgen hoe hun boom steeds groter en sterker groei, net als zijzelf.

Stap 6. Nazorg

  • Om de onkruidgroei in de bomenkraamkamer te beperken moet een 5 cm dikke laag houtschors op de grond worden aangebracht. Maar let op: in een cirkel van 25 cm rondom de boom dient dat laagje dunner te zijn om lucht en water in de wortelzone toe te laten.
  • Vooral niet panikeren als de jonge blaadjes in het voorjaar niet willen verschijnen. Door het verplanten raakt de jonge boom in shock. Zijn timing wordt hierdoor verstoord en hij volgt niet meer het groeiritme van zijn soortgenoten op de oude locatie. Het is dus best mogelijk dat de eerste groene blaadjes pas in de late zomer zullen verschijnen. Heb geduld.
  • Als de boom er eenmaal staat en is bewaterd, is het niet meer nodig om met regelmaat water te gaan geven. De jonge bomen moeten zelf op zoek gaan naar vocht in de grond. Bij langdurige extreme droogte kan overwogen worden om extra water te geven. In dat geval mag het geen eenmalige actie zijn, maar moet over een langere periode bewaterd worden.
  • Om de bomen in de kraamkamer voor te bereiden op verplanting naar een volgende, definitieve locatie is het belangrijk dat de wortels zich dicht bij de stam bevinden. Daartoe moet in het tweede jaar van hun verblijf in de bomenkraamkamer met een spade ‘rond gestoken’ worden. Hierdoor groeien de wortels niet te ver naar de zijkant en ontwikkelt hij nieuwe, jonge wortels dicht bij de stam.
  • Afhankelijk van de groei van de takken kan het na een paar jaar nodig zijn om de boom alvast een beetje in vorm te snoeien.

Overige tips

1.

Neem de wijk mee in het proces door tijdig over de aanleg van de bomenkraamkamer te communiceren.

2.

Vele handen maken licht werk. Betrek ook de buurtvereniging, scouting of ouderverenigingen bij het project. Je hebt hen later nodig bij het zoeken naar een nieuwe plek voor de opgekweekte bomen.

3.

Vraag begeleiding van iemand met kennis van bomen: bijvoorbeeld bij de gemeente of het IVN.